Pakket | mx.core |
Interface | public interface IFlexDisplayObject extends IBitmapDrawable , IEventDispatcher |
Geïmplementeerd door | BitmapAsset, ButtonAsset, DefaultDragImage, MovieClipAsset, MovieClipLoaderAsset, ProgrammaticSkin, SpriteAsset, SystemManager, TextFieldAsset, UIComponent |
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Eigenschap | Gedefinieerd door | ||
---|---|---|---|
accessibilityProperties : AccessibilityProperties
De huidige toegankelijkheidsopties voor dit weergaveobject. | IFlexDisplayObject | ||
alpha : Number
Geeft de alpha-transparantiewaarde van het opgegeven object aan. | IFlexDisplayObject | ||
blendMode : String
Een waarde uit de klasse BlendMode die opgeeft welke overvloeimodus moet worden gebruikt. | IFlexDisplayObject | ||
cacheAsBitmap : Boolean
Indien ingesteld op true, plaatsen Flash-runtimes een interne bitmaprepresentatie van het weergaveobject in cache. | IFlexDisplayObject | ||
filters : Array
Een geïndexeerde array die elk filterobject bevat dat momenteel is gekoppeld aan het weergaveobject. | IFlexDisplayObject | ||
height : Number
Geeft de hoogte van het weergaveobject aan, in pixels. | IFlexDisplayObject | ||
loaderInfo : LoaderInfo [alleen-lezen]
Retourneert een object LoaderInfo dat informatie bevat over het laden van het bestand waartoe dit weergaveobject behoort. | IFlexDisplayObject | ||
mask : DisplayObject
Het aanroepende weergaveobject wordt gemaskeerd door het opgegeven object mask. | IFlexDisplayObject | ||
measuredHeight : Number [alleen-lezen]
The measured height of this object. | IFlexDisplayObject | ||
measuredWidth : Number [alleen-lezen]
The measured width of this object. | IFlexDisplayObject | ||
mouseX : Number [alleen-lezen]
Geeft de x-coördinaat van de apparaatpositie van de muis of de gebruikersinvoer aan in pixels. | IFlexDisplayObject | ||
mouseY : Number [alleen-lezen]
Geeft de y-coördinaat van de apparaatpositie van de muis of de gebruikersinvoer aan in pixels. | IFlexDisplayObject | ||
name : String
Geeft de instantienaam van het DisplayObject aan. | IFlexDisplayObject | ||
opaqueBackground : Object
Geeft op of het weergaveobject dekkend is met een bepaalde achtergrondkleur. | IFlexDisplayObject | ||
parent : DisplayObjectContainer [alleen-lezen]
Geeft het object DisplayObjectContainer aan dat dit weergaveobject bevat. | IFlexDisplayObject | ||
root : DisplayObject [alleen-lezen]
Voor een weergaveobject in een geladen SWF-bestand is de eigenschap root het bovenste weergaveobject in het gedeelte van de boomstructuur van het weergaveoverzicht dat wordt vertegenwoordigd door dat SWF-bestand. | IFlexDisplayObject | ||
rotation : Number
Geeft de rotatie van de instantie DisplayObject vanaf de oorspronkelijke oriëntatie (in graden) aan. | IFlexDisplayObject | ||
scale9Grid : Rectangle
Het huidige schaalraster dat wordt gebruikt. | IFlexDisplayObject | ||
scaleX : Number
Bepaalt de horizontale schaal (percentage) van het object zoals deze wordt toegepast vanuit het registratiepunt. | IFlexDisplayObject | ||
scaleY : Number
Bepaalt de verticale schaal (percentage) van een object zoals deze wordt toegepast vanuit het registratiepunt van het object. | IFlexDisplayObject | ||
scrollRect : Rectangle
De verschuivende rechthoekgrenzen van het weergaveobject. | IFlexDisplayObject | ||
stage : Stage [alleen-lezen]
Het werkgebied van het weergaveobject. | IFlexDisplayObject | ||
transform : flash.geom:Transform
Een object met eigenschappen die betrekking hebben op de matrix van een weergaveobject, de kleurtransformatie en de pixelbeperkingen. | IFlexDisplayObject | ||
visible : Boolean
Bepaalt of het weergaveobject zichtbaar is. | IFlexDisplayObject | ||
width : Number
Geeft de breedte van het weergaveobject aan, in pixels. | IFlexDisplayObject | ||
x : Number
Bepaalt de x-coördinaat van de instantie DisplayObject ten opzichte van de lokale coördinaten van de bovenliggende DisplayObjectContainer. | IFlexDisplayObject | ||
y : Number
Bepaalt de y-coördinaat van de instantie DisplayObject ten opzichte van de lokale coördinaten van de bovenliggende DisplayObjectContainer. | IFlexDisplayObject |
Methode | Gedefinieerd door | ||
---|---|---|---|
addEventListener(type:String, listener:Function, useCapture:Boolean = false, priority:int = 0, useWeakReference:Boolean = false):void
Registreert een gebeurtenislistenerobject bij een object EventDispatcher, zodat de listener een melding van een gebeurtenis ontvangt. | IEventDispatcher | ||
Verzendt een gebeurtenis naar de gebeurtenisstroom. | IEventDispatcher | ||
Retourneert een rechthoek die het gebied van het weergaveobject aangeeft ten opzichte van het coördinatensysteem van het object targetCoordinateSpace. | IFlexDisplayObject | ||
Retourneert een rechthoek die de grens van het weergaveobject aangeeft op basis van het coördinatensysteem dat wordt gedefinieerd door de paramater targetCoordinateSpace, minus enige streken op vormen. | IFlexDisplayObject | ||
Hiermee worden de (algemene) werkgebiedcoördinaten van het object point omgezet in (lokale) objectcoördinaten. | IFlexDisplayObject | ||
Controleert of het object EventDispatcher listeners heeft geregistreerd voor een specifiek type gebeurtenis. | IEventDispatcher | ||
Evalueert het selectiekader van het weergaveobject om te zien of dit het selectiekader van het weergaveobject obj overlapt of snijdt. | IFlexDisplayObject | ||
Hiermee wordt het weergaveobject geëvalueerd om te zien of deze een punt dat is opgegeven door de parameters x en y, overlapt of doorsnijdt. | IFlexDisplayObject | ||
Hiermee worden de (lokale) weergaveobjectcoördinaten van het object point omgezet in (algemene) werkgebiedcoördinaten. | IFlexDisplayObject | ||
Moves this object to the specified x and y coordinates. | IFlexDisplayObject | ||
Verwijdert een listener uit het object EventDispatcher. | IEventDispatcher | ||
Sets the actual size of this object. | IFlexDisplayObject | ||
Controleert of een gebeurtenislistener is geregistreerd bij dit object EventDispatcher of een van de voorouders voor het opgegeven type gebeurtenis. | IEventDispatcher |
accessibilityProperties | eigenschap |
accessibilityProperties:AccessibilityProperties
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
De huidige toegankelijkheidsopties voor dit weergaveobject. Wanneer u de eigenschap accessibilityProperties
of een van de velden binnen accessibilityProperties
wijzigt, moet u de methode Accessibility.updateProperties()
aanroepen om ervoor te zorgen dat uw wijzigingen van kracht worden.
Opmerking: voor een object dat in het Flash-ontwerpgereedschap is gemaakt, wordt de waarde van accessibilityProperties
vooraf gevuld met informatie die u in het deelvenster Toegankelijkheid van dat object hebt ingevoerd.
Implementatie
public function get accessibilityProperties():AccessibilityProperties
public function set accessibilityProperties(value:AccessibilityProperties):void
alpha | eigenschap |
alpha:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de alpha-transparantiewaarde van het opgegeven object aan. Geldige waarden zijn 0 (volledig transparant) tot en met 1 (volledig dekkend). De standaardwaarde is 1. Weergaveobjecten met alpha
ingesteld op 0 zijn actief, ook al zijn ze onzichtbaar.
Implementatie
public function get alpha():Number
public function set alpha(value:Number):void
blendMode | eigenschap |
blendMode:String
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Een waarde uit de klasse BlendMode die opgeeft welke overvloeimodus moet worden gebruikt. Een bitmap kan intern op twee manieren worden getekend. Wanneer een overvloeimodus of een extern knipmasker is ingeschakeld, wordt de bitmap getekend door een rechthoek met bitmapvulling aan de vectorrendermodule toe te voegen. Wanneer u probeert om deze eigenschap op een ongeldige waarde in te stellen, stellen Flash-runtimes deze in op BlendMode.NORMAL
.
De eigenschap blendMode
betreft elke pixel van het weergaveobject. Elke pixel bestaat uit drie deelkleuren (rood, groen en blauw). Elke deelkleur heeft een waarde tussen 0x00 en 0xFF. Flash Player of Adobe AIR vergelijkt elke deelkleur van één pixel in de filmclip met de overeenkomende kleur van de pixel op de achtergrond. Als blendMode
bijvoorbeeld op BlendMode.LIGHTEN
is ingesteld, vergelijkt Flash Player of Adobe AIR de rode waarde van het weergaveobject met de rode waarde van de achtergrond en gebruikt de lichtere van de twee als de waarde voor de rode component van de weergegeven kleur.
In de volgende tabel worden de instellingen voor blendMode
beschreven. De klasse BlendMode definieert tekenreekswaarden die u kunt gebruiken. De afbeeldingen in de tabel tonen hoe waarden blendMode
zijn toegepast op een cirkelvormig weergaveobject (2) dat een ander weergaveobject op het scherm (1) overlapt.
Constante BlendMode | Afbeelding | Beschrijving |
---|---|---|
BlendMode.NORMAL | Het weergaveobject wordt vóór de achtergrond weergegeven. Pixelwaarden van het weergaveobject overschrijven de waarden van de achtergrond. Waar het weergaveobject transparant is, is de achtergrond zichtbaar. | |
BlendMode.LAYER | Dwingt het maken van een transparantiegroep voor het weergaveobject. Dit betekent dat het weergaveobject vooraf in een tijdelijke buffer wordt gemaakt voordat het verder wordt verwerkt. Dit gebeurt automatisch wanneer het weergaveobject van tevoren in cache wordt geplaatst via bitmapcaching of wanneer het weergaveobject een weergaveobjectcontainer is dat minstens één onderliggend object bevat waarvan blendMode een andere instelling heeft dan BlendMode.NORMAL . Niet ondersteund bij GPU-rendering.
| |
BlendMode.MULTIPLY | Hiermee worden de waarden van de deelkleuren van het weergaveobject vermenigvuldigd met de kleuren van de achtergrondkleur en vervolgens genormaliseerd door te delen door 0xFF. Dit levert donkerdere kleuren op. Deze instelling wordt meestal voor schaduwen en diepte-effecten gebruikt.
Wanneer een deelkleur (zoals rood) van één pixel in het weergaveobject en de overeenkomende kleur van de pixel op de achtergrond bijvoorbeeld beide de waarde 0x88 hebben, is het resultaat van de vermenigvuldiging 0x4840. Wanneer dit wordt gedeeld door 0xFF, levert dit de waarde 0x48 voor die deelkleur op. Dit is een donkerdere tint dan de kleur van het weergaveobject of de kleur van de achtergrond. | |
BlendMode.SCREEN | Vermenigvuldigt het complement (inverse waarde) van het weergaveobject met het complement van de achtergrondkleur. Dit levert lichtere kleuren op. Deze instelling wordt doorgaans gebruikt voor markeerkleuren of om zwarte gebieden uit het weergaveobject te verwijderen. | |
BlendMode.LIGHTEN | Hiermee worden de lichtste kleuren geselecteerd van de deelkleuren van het weergaveobject en de kleur van de achtergrond (de kleuren met de hoogste waarden). Deze instelling wordt meestal voor overlapping gebruikt.
Wanneer het weergaveobject bijvoorbeeld een pixel met de RGB-waarde 0xFFCC33 heeft en de achtergrondpixel de RGB-waarde 0xDDF800 heeft, is de resulterende RGB-waarde voor de weergegeven pixel 0xFFF833 (aangezien 0xFF > 0xDD, 0xCC < 0xF8 en 0x33 > 0x00 = 33). Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.DARKEN | Selecteert de donkerdere deelkleuren van de deelkleuren van het weergaveobject en de achtergrondkleuren (de kleuren met de laagste waarden). Deze instelling wordt meestal voor overlapping gebruikt.
Wanneer het weergaveobject bijvoorbeeld een pixel met de RGB-waarde 0xFFCC33 heeft en de achtergrondpixel de RGB-waarde 0xDDF800 heeft, is de resulterende RGB-waarde voor de weergegeven pixel 0xDDCC00 (aangezien 0xFF > 0xDD, 0xCC < 0xF8 en 0x33 > 0x00 = 33). Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.DIFFERENCE | Vergelijkt de deelkleuren van het weergaveobject met die van de achtergrondkleur en trekt de donkerdere waarde van de twee deelkleuren af van de lichtere waarde. Deze instelling wordt meestal gebruikt om levendiger kleuren te krijgen.
Wanneer het weergaveobject bijvoorbeeld een pixel met de RGB-waarde 0xFFCC33 heeft en de achtergrondpixel de RGB-waarde 0xDDF800 heeft, is de resulterende RGB-waarde voor de weergegeven pixel 0x222C33 (aangezien 0xFF - 0xDD = 0x22, 0xF8 - 0xCC = 0x2C en 0x33 - 0x00 = 0x33). | |
BlendMode.ADD | Telt de waarden van de deelkleuren van het weergaveobject op bij die van de achtergrondkleuren, met een bovengrens van 0xFF. Deze instelling wordt meestal gebruikt voor animaties met een lichter makend overvloeiingseffect tussen twee objecten.
Wanneer het weergaveobject bijvoorbeeld een pixel met de RGB-waarde 0xAAA633 heeft en de achtergrondpixel de RGB-waarde 0xDD2200 heeft, is de resulterende RGB-waarde voor de weergegeven pixel 0xFFC833 (aangezien 0xAA + 0xDD > 0xFF, 0xA6 + 0x22 = 0xC8 en 0x33 + 0x00 = 0x33). | |
BlendMode.SUBTRACT | Trekt de waarden van de deelkleuren van het weergaveobject af van die van de achtergrondkleur, met een ondergrens van 0. Deze instelling wordt meestal gebruikt voor animaties met een donkerder makend overvloeiingseffect tussen twee objecten.
Wanneer het weergaveobject bijvoorbeeld een pixel met de RGB-waarde 0xAA2233 heeft en de achtergrondpixel de RGB-waarde 0xDDA600 heeft, is de resulterende RGB-waarde voor de weergegeven pixel 0x338400 (aangezien 0xDD - 0xAA = 0x33, 0xA6 - 0x22 = 0x84 en 0x00 - 0x33 < 0x00). | |
BlendMode.INVERT | Hiermee wordt de achtergrond omgekeerd. | |
BlendMode.ALPHA | Past de alpha-waarde van elke pixel van het weergaveobject toe op de achtergrond. Hiervoor moet de instelling blendMode van het bovenliggende weergaveobject op BlendMode.LAYER worden ingesteld. In de afbeelding heeft het bovenliggende weergaveobject (een witte achtergrond) bijvoorbeeld blendMode = BlendMode.LAYER . Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.ERASE | Wist de achtergrond op basis van de alpha-waarde van het weergaveobject. Hiervoor moet de instelling blendMode van het bovenliggende weergaveobject op BlendMode.LAYER worden ingesteld. In de afbeelding heeft het bovenliggende weergaveobject (een witte achtergrond) bijvoorbeeld blendMode = BlendMode.LAYER . Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.OVERLAY | Past de kleur van elke pixel aan op basis van de donkerte van de achtergrond. Wanneer de achtergrond lichter dan 50% grijs is, worden de kleuren van het weergaveobject en de achtergrond gerasterd. Dit levert een lichtere kleur op. Wanneer de achtergrond donkerder dan 50% grijs is, worden de kleuren vermenigvuldigd. Dit levert een donkerdere kleur op. Deze instelling wordt meestal voor schaduweffecten gebruikt. Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.HARDLIGHT | Past de kleur van elke pixel aan op basis van de donkerte van het weergaveobject. Wanneer het weergaveobject lichter dan 50% grijs is, worden de kleuren van het weergaveobject en de achtergrond gerasterd. Dit levert een lichtere kleur op. Wanneer het weergaveobject donkerder dan 50% grijs is, worden de kleuren vermenigvuldigd. Dit levert een donkerdere kleur op. Deze instelling wordt meestal voor schaduweffecten gebruikt. Niet ondersteund bij GPU-rendering. | |
BlendMode.SHADER | N.v.t. | Past de kleur aan met een aangepaste arceringsroutine. De arcering die wordt gebruikt, wordt opgegeven als de Shader-instantie die is toegewezen aan de eigenschap blendShader . Als de eigenschap blendShader van een weergaveobject wordt ingesteld op een Shader-instantie, wordt automatisch de eigenschap blendMode van het weergaveobject ingesteld op BlendMode.SHADER . Als de eigenschap blendMode wordt ingesteld op BlendMode.SHADER zonder dat eerst de eigenschap blendShader is ingesteld, wordt de eigenschap blendMode ingesteld op BlendMode.NORMAL . Niet ondersteund bij GPU-rendering. |
Implementatie
public function get blendMode():String
public function set blendMode(value:String):void
cacheAsBitmap | eigenschap |
cacheAsBitmap:Boolean
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Indien ingesteld op true
, plaatsen Flash-runtimes een interne bitmaprepresentatie van het weergaveobject in cache. Hierdoor kunnen de prestaties van weergaveobjecten worden verbeterd die complexe vectorinhoud bevatten.
Alle vectorgegevens van een weergaveobject dat een bitmap bevat die in cache is geplaatst, worden toegepast op de bitmap in plaats van op de hoofdweergave. Als cacheAsBitmapMatrix
null is of ondersteund is, wordt de bitmap gekopieerd naar de hoofdweergave als niet-uitgerekte, niet-geroteerde pixels die op de dichtstbijzijnde pixelgrenzen worden uitgelijnd. Pixels worden een-op-een aan het bovenliggende object toegewezen. Wanneer de grenzen van de bitmap veranderen, wordt de bitmap opnieuw gemaakt in plaats van uitgerekt.
Als cacheAsBitmapMatrix
niet null is en wordt ondersteund, wordt het object aan de hand van die matrix in de bitmap buiten het scherm getekend. De uitgerekte en/of geroteerde resultaten van die rendering worden gebruikt om het object in de hoofdweergave te tekenen.
Er wordt geen interne bitmap gemaakt, tenzij de eigenschap cacheAsBitmap
op true
is ingesteld.
Nadat u de eigenschap cacheAsBitmap
op true
hebt ingesteld, verandert de rendering niet. Er wordt echter automatisch magnetische pixeluitlijning voor het weergaveobject toegepast. De animatiesnelheid kan aanzienlijk worden verhoogd, afhankelijk van de complexiteit van de vectorinhoud.
De eigenschap cacheAsBitmap
wordt automatisch op true
ingesteld, wanneer u een filter op een weergaveobject toepast (wanneer de array filter
niet leeg is) en wanneer een filter op het weergaveobject wordt toegepast, wordt cacheAsBitmap
voor dat weergaveobject als true
gerapporteerd, zelfs wanneer u de eigenschap op false
instelt. Wanneer u alle filters voor een weergaveobject wist, wordt de instelling cacheAsBitmap
gewijzigd in de waarde waarop deze voor het laatst was ingesteld.
In de volgende gevallen gebruikt een weergaveobject geen bitmap, zelfs niet wanneer de eigenschap cacheAsBitmap
op true
is ingesteld, maar wordt het weergaveobject op basis van vectorgegevens gerenderd:
- De bitmap is te groot. In AIR 1.5 en Flash Player 10 is de maximale grootte voor een bitmapafbeelding 8,191 pixels breed of hoog en mag het totale aantal pixels niet groter zijn dan 16,777,215 pixels. (Als een bitmapafbeelding 8,191 pixels breed is, kan deze daarom slechts 2048 pixels hoog zijn.) In Flash Player 9 en lager is de maximale hoogte 2880 pixels en de maximale breedte 2880 pixels.
- De bitmap kan niet worden toegewezen (fout als gevolg van onvoldoende geheugen).
De eigenschap cacheAsBitmap
kan het best worden gebruikt met filmclips die voornamelijk statische inhoud bevatten en die niet regelmatig schalen of roteren. Met dergelijke filmclips kan cacheAsBitmap
leiden tot prestatieverbeteringen wanneer de filmclip wordt getransleerd (wanneer de posities x en y worden gewijzigd).
Implementatie
public function get cacheAsBitmap():Boolean
public function set cacheAsBitmap(value:Boolean):void
filters | eigenschap |
filters:Array
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Een geïndexeerde array die elk filterobject bevat dat momenteel is gekoppeld aan het weergaveobject. Het pakket flash.filters bevat een aantal klassen die specifieke filters definiëren die u kunt gebruiken.
Filters kunnen in Flash Professional worden toegepast tijdens het ontwerpen of in runtime met gebruikmaking van ActionScript-code. Wanneer u een filter met ActionScript wilt toepassen, moet u een tijdelijke kopie van de gehele array filters
maken, de tijdelijke array wijzigen en vervolgens de waarde van de tijdelijke array weer aan de array filters
toewijzen. U kunt niet rechtstreeks een nieuw filterobject aan de array filters
toewijzen.
Wanneer u een filter wilt toevoegen met ActionScript, moet u de volgende stappen uitvoeren (ervan uitgaande dat het doelweergaveobject de naam myDisplayObject
heeft):
- Maak een nieuw filterobject met de constructormethode van de gewenste filterklasse.
- Wijs de waarde van de array
myDisplayObject.filters
toe aan een tijdelijke array, zoals een array met de naammyFilters
. - Voeg het nieuwe filterobject toe aan de tijdelijke array
myFilters
. - Wijs de waarde van de tijdelijke array toe aan de array
myDisplayObject.filters
.
Wanneer de array filters
niet is gedefinieerd, hoeft u geen tijdelijke array te gebruiken. In plaats daarvan kunt u rechtstreeks een letterlijk arrayteken toewijzen dat een of meer filterobjecten bevat die u hebt gemaakt. In het eerste voorbeeld van de sectie Voorbeelden wordt een slagschaduwfilter toegevoegd met code die zowel gedefinieerde als niet-gedefinieerde arrays filters
verwerkt.
Wanneer u een bestaand filterobject wilt wijzigen, moet u een kopie van de array filters
wijzigen:
- Wijs de waarde van de array
filters
toe aan een tijdelijke array, zoals een array met de naammyFilters
. - Wijzig de eigenschap met gebruikmaking van de tijdelijke array
myFilters
. Wanneer u bijvoorbeeld de eigenschap quality van het eerste filter in de array wilt instellen, zou u de volgende code kunnen gebruiken:myFilters[0].quality = 1;
- Wijs de waarde van de tijdelijke array toe aan de array
filters
.
Wanneer een weergaveobject tijdens laadtijd een gekoppeld filter heeft, wordt deze gemarkeerd om zichzelf als transparante bitmap in cache te plaatsen. Vanaf dit punt plaatst de speler, zolang het weergaveobject een geldige filterlijst heeft, het weergaveobject als een bitmap in cache. Deze bronbitmap wordt gebruikt als een bronafbeelding voor de filtereffecten. Elk weergaveobject heeft gewoonlijk twee bitmappen: een bitmap met het oorspronkelijk ongefilterde bronweergaveobject en een bitmap voor de uiteindelijke afbeelding na filtering. De uiteindelijke afbeelding wordt voor rendering gebruikt. Zolang het weergaveobject niet wordt gewijzigd, hoeft de uiteindelijke afbeelding niet te worden bijgewerkt.
Het pakket flash.filters bevat klassen voor filters. Wanneer u bijvoorbeeld een filter DropShadow wilt maken, gebruikt u de volgende code:
import flash.filters.DropShadowFilter var myFilter:DropShadowFilter = new DropShadowFilter (distance, angle, color, alpha, blurX, blurY, quality, inner, knockout)
U kunt de operator is
gebruiken om het type filter te bepalen dat aan elke indexpositie is toegewezen in de array filter
. De volgende code geeft bijvoorbeeld weer hoe u de positie van het eerste filter moet bepalen in de array filters
dat een DropShadowFilter is:
import flash.text.TextField; import flash.filters.*; var tf:TextField = new TextField(); var filter1:DropShadowFilter = new DropShadowFilter(); var filter2:GradientGlowFilter = new GradientGlowFilter(); tf.filters = [filter1, filter2]; tf.text = "DropShadow index: " + filterPosition(tf, DropShadowFilter).toString(); // 0 addChild(tf) function filterPosition(displayObject:DisplayObject, filterClass:Class):int { for (var i:uint = 0; i < displayObject.filters.length; i++) { if (displayObject.filters[i] is filterClass) { return i; } } return -1; }
Opmerking: omdat u niet rechtstreeks een nieuw filterobject aan de array DisplayObject.filters
kunt toevoegen, heeft de volgende code geen invloed op het doelweergaveobject met de naam myDisplayObject
:
myDisplayObject.filters.push(myDropShadow);
Implementatie
public function get filters():Array
public function set filters(value:Array):void
height | eigenschap |
height:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de hoogte van het weergaveobject aan, in pixels. De hoogte wordt berekend op basis van de grenzen van de inhoud van het weergaveobject. Wanneer u de eigenschap height
instelt, wordt de eigenschap scaleY
overeenkomstig aangepast, zoals in de volgende code wordt getoond:
var rect:Shape = new Shape(); rect.graphics.beginFill(0xFF0000); rect.graphics.drawRect(0, 0, 100, 100); trace(rect.scaleY) // 1; rect.height = 200; trace(rect.scaleY) // 2;
Met uitzondering van de objecten TextField en Video, heeft een weergaveobject zonder inhoud (zoals een lege sprite) een hoogte van 0, ook als u probeert height
op een andere waarde in te stellen.
Implementatie
public function get height():Number
public function set height(value:Number):void
loaderInfo | eigenschap |
loaderInfo:LoaderInfo
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Retourneert een object LoaderInfo dat informatie bevat over het laden van het bestand waartoe dit weergaveobject behoort. De eigenschap loaderInfo
wordt alleen gedefinieerd voor het hoofdweergaveobject van een SWF-bestand of voor een geladen bitmap (geen bitmap die met ActionScript is getekend). Wanneer u het object loaderInfo
wilt zoeken dat aan het SWF-bestand is gekoppeld dat een weergaveobject met de naam myDisplayObject
bevat, moet u myDisplayObject.root.loaderInfo
gebruiken.
Een groot SWF-bestand kan de download controleren door this.root.loaderInfo.addEventListener(Event.COMPLETE, func)
aan te roepen.
Implementatie
public function get loaderInfo():LoaderInfo
mask | eigenschap |
mask:DisplayObject
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Het aanroepende weergaveobject wordt gemaskeerd door het opgegeven object mask
. Het weergaveobject mask
moet zich in een actief gedeelte van het weergaveoverzicht bevinden om te zorgen dat maskering werkt wanneer het werkgebied wordt geschaald. Het object mask
zelf wordt niet getekend. Stel mask
in op null
om het masker te verwijderen.
Wanneer u een object mask wilt schalen, moet het zich in het weergaveoverzicht bevinden. Wanneer u een Sprite-object mask wilt slepen (door de methode startDrag()
aan te roepen), moet het zich in het weergaveoverzicht bevinden. Wanneer u de methode startDrag()
wilt aanroepen voor een maskeersprite die is gebaseerd op een gebeurtenis mouseDown
die door de sprite wordt verzonden, stelt u de eigenschap buttonMode
van de sprite op true
in.
Wanneer weergaveobjecten in de cache worden opgeslagen doordat u de eigenschap cacheAsBitmap
hebt ingesteld op true
en de eigenschap cacheAsBitmapMatrix
op een Matrix-object, moeten zowel het masker als het te maskeren weergaveobject onderdeel zijn van dezelfde bitmap die in de cache is opgeslagen. Als het weergaveobject in de cache wordt opgeslagen, moet het masker daarom een onderliggend element zijn van het weergaveobject. Als een voorouder van het weergaveobject in het weergaveoverzicht in de cache wordt opgeslagen, moet het masker een onderliggend element van die voorouder of van een van zijn afstammelingen zijn. Als meerdere voorouders van het gemaskeerde object in de cache wordt opgeslagen, moet het masker een afstamming zijn van de container in de cache die het dichtst bij het gemaskeerde object in het weergaveoverzicht staat.
Opmerking: Een enkel mask
-object kan niet worden gebruikt om meerdere aanroepende weergaveobjecten te maskeren. Wanneer het mask
aan een tweede weergaveobject wordt toegewezen, wordt het als masker van het eerste object verwijderd, en krijgt de eigenschap mask
van dat object de waarde null
.
Implementatie
public function get mask():DisplayObject
public function set mask(value:DisplayObject):void
measuredHeight | eigenschap |
measuredHeight:Number
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
The measured height of this object.
This is typically hard-coded for graphical skins
because this number is simply the number of pixels in the graphic.
For code skins, it can also be hard-coded
if you expect to be drawn at a certain size.
If your size can change based on properties, you may want
to also be an ILayoutManagerClient so a measure()
method will be called at an appropriate time,
giving you an opportunity to compute a measuredHeight
.
Implementatie
public function get measuredHeight():Number
measuredWidth | eigenschap |
measuredWidth:Number
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
The measured width of this object.
This is typically hard-coded for graphical skins
because this number is simply the number of pixels in the graphic.
For code skins, it can also be hard-coded
if you expect to be drawn at a certain size.
If your size can change based on properties, you may want
to also be an ILayoutManagerClient so a measure()
method will be called at an appropriate time,
giving you an opportunity to compute a measuredHeight
.
Implementatie
public function get measuredWidth():Number
mouseX | eigenschap |
mouseX:Number
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de x-coördinaat van de apparaatpositie van de muis of de gebruikersinvoer aan in pixels.
Opmerking: In het geval van een geroteerd DisplayObject vertegenwoordigt de geretourneerde x-coördinaat het niet-geroteerde object.
Implementatie
public function get mouseX():Number
mouseY | eigenschap |
mouseY:Number
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de y-coördinaat van de apparaatpositie van de muis of de gebruikersinvoer aan in pixels.
Opmerking: In het geval van een geroteerd DisplayObject vertegenwoordigt de geretourneerde y-coördinaat het niet-geroteerde object.
Implementatie
public function get mouseY():Number
name | eigenschap |
name:String
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de instantienaam van het DisplayObject aan. U kunt het object in de onderliggende lijst van de bovenliggende weergaveobjectcontainer identificeren met de methode getChildByName()
van de weergaveobjectcontainer.
Implementatie
public function get name():String
public function set name(value:String):void
opaqueBackground | eigenschap |
opaqueBackground:Object
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft op of het weergaveobject dekkend is met een bepaalde achtergrondkleur. Een transparante bitmap bevat alpha-kanaalgegevens en wordt transparant getekend. Een dekkende bitmap bevat geen alpha-kanaal (en wordt sneller gerenderd dan een transparante bitmap). Wanneer de bitmap dekkend is, geeft u de achtergrondkleur op.
Indien ingesteld op een getalswaarde, is het oppervlak dekkend (niet transparant) met de RGB-achtergrondkleur die door het getal wordt opgegeven. Indien ingesteld op null
(standaardwaarde), heeft het weergaveobject een transparante achtergrond.
De eigenschap opaqueBackground
is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik met de eigenschap cacheAsBitmap
voor optimalisatie van de rendering. Voor weergaveobjecten waarin de eigenschap cacheAsBitmap
op true is ingesteld, kunt u de renderingprestaties verbeteren door opaqueBackground
in te stellen.
De dekkende achtergrond komt niet overeen wanneer u de methode hitTestPoint()
aanroept met de parametershapeFlag
ingesteld op true
.
Het dekkende achtergrondgebied reageert niet op muisgebeurtenissen.
Implementatie
public function get opaqueBackground():Object
public function set opaqueBackground(value:Object):void
parent | eigenschap |
parent:DisplayObjectContainer
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft het object DisplayObjectContainer aan dat dit weergaveobject bevat. Gebruik de eigenschap parent
om een relatief pad naar weergaveobjecten op te geven die boven het huidige weergaveobject in de weergaveoverzichthiërarchie staan.
U kunt parent
gebruiken om meerdere niveaus in het weergaveoverzicht omhoog te gaan:
this.parent.parent.alpha = 20;
Implementatie
public function get parent():DisplayObjectContainer
root | eigenschap |
root:DisplayObject
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Voor een weergaveobject in een geladen SWF-bestand is de eigenschap root
het bovenste weergaveobject in het gedeelte van de boomstructuur van het weergaveoverzicht dat wordt vertegenwoordigd door dat SWF-bestand. Voor een object Bitmap dat een geladen afbeeldingsbestand vertegenwoordigt, is de eigenschap root
het object Bitmap zelf. Voor de instantie van de hoofdklasse van het SWF-bestand dat als eerste is geladen, is de eigenschap root
het weergaveobject zelf. De eigenschap root
van het object Stage is het object Stage zelf. De eigenschap root
is op null
ingesteld voor elk weergaveobject dat niet aan het weergaveoverzicht is toegevoegd, tenzij het aan de weergaveobjectcontainer is toegevoegd die niet in het weergaveoverzicht staat, maar een onderliggend item is van het bovenste weergaveobject in een geladen SWF-bestand.
Wanneer u bijvoorbeeld een nieuw object Sprite maakt door de constructormethode Sprite()
aan te roepen, is de eigenschap root
null
totdat u het aan het weergaveoverzicht toevoegt (of aan een weergaveobjectcontainer die niet in het weergaveoverzicht staat maar een onderliggend item is van het bovenste weergaveobject in een SWF-bestand).
Voor een geladen SWF-bestand is de eigenschap root
op zichzelf ingesteld, ook al staat het object Loader dat is gebruikt om het bestand te laden, mogelijk niet in het weergaveoverzicht. De eigenschap root
van het object Loader wordt pas ingesteld nadat het is toegevoegd als een onderliggend item van een weergaveobject waarvoor de eigenschap root
is ingesteld.
Implementatie
public function get root():DisplayObject
rotation | eigenschap |
rotation:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de rotatie van de instantie DisplayObject vanaf de oorspronkelijke oriëntatie (in graden) aan. Waarden tussen 0 en 180 geven rotatie met de klok mee aan; waarden tussen 0 en -180 geven rotatie tegen de klok in aan. Waarden buiten dit bereik worden opgeteld bij of afgetrokken van 360 om een waarde binnen het bereik te verkrijgen. De instructie my_video.rotation = 450
is bijvoorbeeld gelijk aan de instructie my_video.rotation = 90
.
Implementatie
public function get rotation():Number
public function set rotation(value:Number):void
scale9Grid | eigenschap |
scale9Grid:Rectangle
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Het huidige schaalraster dat wordt gebruikt. Wanneer dit op null
is ingesteld, wordt het gehele weergaveobject normaal geschaald wanneer schaaltransformatie wordt toegepast.
Wanneer u een eigenschap scale9Grid
definieert, wordt het weergaveobject verdeeld in een raster met negen gebieden die zijn gebaseerd op de rechthoek scale9Grid
, die het middengebied van het raster definieert. De andere acht gebieden van het raster zijn:
- De linkerbovenhoek buiten de rechthoek.
- Het gebied boven de rechthoek.
- De rechterbovenhoek buiten de rechthoek.
- Het gebied links van de rechthoek.
- Het gebied rechts van de rechthoek.
- De linkerbenedenhoek buiten de rechthoek.
- Het gebied onder de rechthoek.
- De rechterbenedenhoek buiten de rechthoek.
U kunt de acht gebieden buiten het midden (gedefinieerd door de rechthoek) beschouwen als een soort schilderijlijst waarop speciale regels worden toegepast wanneer het weergaveobject wordt geschaald.
Wanneer de eigenschap scale9Grid
wordt ingesteld en een weergaveobject wordt geschaald, worden alle tekst en verlopen normaal geschaald; voor andere objecttypen gelden echter de volgende regels:
- Inhoud in het middengebied wordt normaal geschaald.
- Inhoud in de hoeken wordt niet geschaald.
- Inhoud in de boven- en ondergebieden wordt alleen horizontaal geschaald. Inhoud in de linker- en rechtergebieden wordt alleen verticaal geschaald.
- Alle vullingen (inclusief bitmaps, video en verlopen) worden uitgerekt om hun vormen te vullen.
Wanneer een weergaveobject wordt geroteerd, is daaropvolgende schaling normaal (en wordt de eigenschap scale9Grid
genegeerd).
Neem bijvoorbeeld het volgende weergaveobject en een rechthoek die als de eigenschap scale9Grid
van het weergaveobject wordt toegepast:
Het weergaveobject. |
De rode rechthoek geeft |
Wanneer het weergaveobject wordt geschaald of uitgerekt, worden de objecten in de rechthoek normaal geschaald, maar worden de objecten buiten de rechthoek op basis van de scale9Grid
-regels geschaald:
Geschaald tot 75%: | |
Geschaald tot 50%: | |
Geschaald tot 25%: | |
Horizontaal 150% uitgerekt: |
De instelling scale9Grid
wordt veel gebruikt om een weergaveobject als een component te gebruiken, waarin randlijnen dezelfde dikte behouden wanneer de component wordt geschaald.
Implementatie
public function get scale9Grid():Rectangle
public function set scale9Grid(value:Rectangle):void
scaleX | eigenschap |
scaleX:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Bepaalt de horizontale schaal (percentage) van het object zoals deze wordt toegepast vanuit het registratiepunt. Het standaardregistratiepunt is (0,0). 1,0 is gelijk aan een schaal van 100%.
Wanneer het lokale coördinatensysteem wordt geschaald, veranderen de waarden van de eigenschappen x
en y
, die in hele pixels worden gedefinieerd.
Implementatie
public function get scaleX():Number
public function set scaleX(value:Number):void
scaleY | eigenschap |
scaleY:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Bepaalt de verticale schaal (percentage) van een object zoals deze wordt toegepast vanuit het registratiepunt van het object. Het standaardregistratiepunt is (0,0). 1,0 is een schaal van 100%.
Wanneer het lokale coördinatensysteem wordt geschaald, veranderen de waarden van de eigenschappen x
en y
, die in hele pixels worden gedefinieerd.
Implementatie
public function get scaleY():Number
public function set scaleY(value:Number):void
scrollRect | eigenschap |
scrollRect:Rectangle
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
De verschuivende rechthoekgrenzen van het weergaveobject. Het weergaveobject wordt tot een grootte uitgesneden die door de rechthoek wordt gedefinieerd en wordt binnen de rechthoek geschoven wanneer u de eigenschappen x
en y
van het object scrollRect
wijzigt.
De eigenschappen van het Rectangle-object scrollRect
gebruiken de coördinaatruimte van het weergaveobject en worden zoals het algemene weergaveobject geschaald. De hoekgrenzen van het bijgesneden venster van het schuivende weergaveobject zijn de oorsprong van het weergaveobject (0,0) en het punt dat door de breedte en de hoogte van de rechthoek wordt gedefinieerd. Deze punten worden niet rondom de oorsprong gecentreerd, maar gebruiken de oorsprong om de linkerbovenhoek te definiëren. Een schuivend weergaveobject schuift altijd met hele pixelstappen.
U kunt een object naar links en naar rechts schuiven door de eigenschap x
van het object Rectangle scrollRect
in te stellen. U kunt een object omhoog en omlaag schuiven door de eigenschap y
van het object Rectangle scrollRect
in te stellen. Wanneer het weergaveobject 90 graden wordt geroteerd en u deze naar links en rechts schuift, schuift het weergaveobject omhoog en omlaag.
Merk op dat de wijzigingen in de eigenschap scrollRect
alleen worden verwerkt wanneer het object wordt gerenderd. Om deze reden krijgt u misschien niet het gewenste resultaat als u een methode zoals localToGlobal
direct aanroept nadat u scrollRect
hebt gewijzigd.
Opmerking: vanaf Flash Player 11.4/AIR 3.4 zijn negatieve waarden voor de breedte of de hoogte van de rechthoek gewijzigd in 0.
Implementatie
public function get scrollRect():Rectangle
public function set scrollRect(value:Rectangle):void
stage | eigenschap |
stage:Stage
[alleen-lezen] Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Het werkgebied van het weergaveobject. Een Flash-runtimetoepassing bevat slechts één Stage-object. U kunt bijvoorbeeld meerdere weergaveobjecten in het weergaveoverzicht maken en laden, terwijl de eigenschap stage
van elk weergaveobject naar hetzelfde object Stage verwijst (zelfs wanneer het weergaveobject bij een geladen SWF-bestand hoort).
Wanneer het weergaveobject niet aan het weergaveoverzicht wordt toegevoegd, wordt de eigenschap stage
op null
ingesteld.
Implementatie
public function get stage():Stage
transform | eigenschap |
transform:flash.geom:Transform
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Een object met eigenschappen die betrekking hebben op de matrix van een weergaveobject, de kleurtransformatie en de pixelbeperkingen. De specifieke eigenschappen matrix, colorTransform en drie alleen-lezen-eigenschappen (concatenatedMatrix
, concatenatedColorTransform
en pixelBounds
) worden in de vermelding voor de klasse Transform beschreven.
Elke eigenschap van het transformatieobject is zelf een object. Dit concept is van belang, omdat nieuwe waarden voor de matrix of objecten colorTransform alleen kunnen worden ingesteld door een nieuw object te maken en dit naar de eigenschap transform.matrix of transform.colorTransform te kopiëren.
Wanneer u bijvoorbeeld de waarde tx
van de matrix van een weergaveobject wilt verhogen, moet u een kopie van het gehele matrixobject maken en vervolgens het nieuwe object in de matrixeigenschap van het object Transform kopiëren:
var myMatrix:Matrix = myDisplayObject.transform.matrix;
myMatrix.tx += 10;
myDisplayObject.transform.matrix = myMatrix;
U kunt de eigenschap tx
niet rechtstreeks instellen. De volgende code heeft geen effect op myDisplayObject
:
myDisplayObject.transform.matrix.tx += 10;
U kunt ook een geheel transformatieobject kopiëren en dit aan de eigenschap transform van een ander weergaveobject toewijzen. Met de volgende code wordt het gehele transformatieobject van myOldDisplayObj
naar myNewDisplayObj
gekopieerd:
myNewDisplayObj.transform = myOldDisplayObj.transform;
Het resulterende weergaveobject, myNewDisplayObj
, heeft nu dezelfde waarden voor matrix, kleurtransformatie en pixelgrenzen als het oude weergaveobject, myOldDisplayObj
.
Opmerking: AIR for TV-apparaten maken voor kleurtransformaties gebruik van hardwareversnelling, indien beschikbaar.
Implementatie
public function get transform():flash.geom:Transform
public function set transform(value:flash.geom:Transform):void
visible | eigenschap |
visible:Boolean
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Bepaalt of het weergaveobject zichtbaar is. Weergaveobjecten die niet zichtbaar zijn, worden uitgeschakeld. Wanneer voor een instantie InteractiveObject bijvoorbeeld visible=false
geldt, kan er niet op worden geklikt.
Implementatie
public function get visible():Boolean
public function set visible(value:Boolean):void
width | eigenschap |
width:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Geeft de breedte van het weergaveobject aan, in pixels. De breedte wordt berekend op basis van de grenzen van de inhoud van het weergaveobject. Wanneer u de eigenschap width
instelt, wordt de eigenschap scaleX
overeenkomstig aangepast, zoals in de volgende code wordt getoond:
var rect:Shape = new Shape(); rect.graphics.beginFill(0xFF0000); rect.graphics.drawRect(0, 0, 100, 100); trace(rect.scaleX) // 1; rect.width = 200; trace(rect.scaleX) // 2;
Met uitzondering van de objecten TextField en Video, heeft een weergaveobject zonder inhoud (zoals een lege sprite) een breedte van 0, ook wanneer u probeert width
op een andere waarde in te stellen.
Implementatie
public function get width():Number
public function set width(value:Number):void
x | eigenschap |
x:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Hiermee wordt de x-coördinaat van de instantie DisplayObject ten opzichte van de lokale coördinaten van de bovenliggende DisplayObjectContainer bepaald. Wanneer het object in een DisplayObjectContainer met transformaties staat, bevindt het object zich in het lokale coördinatensysteem van de omsluitende DisplayObjectContainer. Wanneer een DisplayObjectContainer 90 graden tegen de klok in is geroteerd, nemen de onderliggende items van de DisplayObjectContainer dus een coördinatensysteem over dat 90 graden tegen de klok in is geroteerd. De coördinaten van het object verwijzen naar de positie van het registratiepunt.
Implementatie
public function get x():Number
public function set x(value:Number):void
y | eigenschap |
y:Number
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Hiermee wordt de y-coördinaat van de instantie DisplayObject ten opzichte van de lokale coördinaten van de bovenliggende DisplayObjectContainer bepaald. Wanneer het object in een DisplayObjectContainer met transformaties staat, bevindt het object zich in het lokale coördinatensysteem van de omsluitende DisplayObjectContainer. Wanneer een DisplayObjectContainer 90 graden tegen de klok in is geroteerd, nemen de onderliggende items van de DisplayObjectContainer dus een coördinatensysteem over dat 90 graden tegen de klok in is geroteerd. De coördinaten van het object verwijzen naar de positie van het registratiepunt.
Implementatie
public function get y():Number
public function set y(value:Number):void
getBounds | () | methode |
public function getBounds(targetCoordinateSpace:DisplayObject):Rectangle
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Retourneert een rechthoek die het gebied van het weergaveobject aangeeft ten opzichte van het coördinatensysteem van het object targetCoordinateSpace
. Bekijk de volgende code, die laat zien hoe de geretourneerde rechthoek kan variëren afhankelijk van de parameter targetCoordinateSpace
die u aan de methode doorgeeft:
var container:Sprite = new Sprite(); container.x = 100; container.y = 100; this.addChild(container); var contents:Shape = new Shape(); contents.graphics.drawCircle(0,0,100); container.addChild(contents); trace(contents.getBounds(container)); // (x=-100, y=-100, w=200, h=200) trace(contents.getBounds(this)); // (x=0, y=0, w=200, h=200)
Opmerking: gebruik de methoden localToGlobal()
en globalToLocal()
om de lokale coördinaten van het weergaveobject in weergavecoördinaten om te zetten of om de coördinaten in lokale coördinaten om te zetten.
De methode getBounds()
is vergelijkbaar met de methode getRect()
; de rechthoek die door de methode getBounds()
wordt geretourneerd, bevat echter alle streken op vormen, terwijl dit niet geldt voor de rechthoek die door de methode getRect()
wordt geretourneerd. Zie de beschrijving van de methode getRect()
voor een voorbeeld.
Parameters
targetCoordinateSpace:DisplayObject — The display object that defines the coordinate system to use.
|
Rectangle — The rectangle that defines the area of the display object relative to
the targetCoordinateSpace object's coordinate system.
|
getRect | () | methode |
public function getRect(targetCoordinateSpace:DisplayObject):Rectangle
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Retourneert een rechthoek die de grens van het weergaveobject aangeeft op basis van het coördinatensysteem dat wordt gedefinieerd door de paramater targetCoordinateSpace
, minus enige streken op vormen. De waarden die door de methode getRect()
worden geretourneerd, zijn gelijk aan of kleiner dan de waarden die door de methode getBounds()
worden geretourneerd.
Opmerking: gebruik de methoden localToGlobal()
en globalToLocal()
om de lokale coördinaten van het weergaveobject in werkgebiedcoördinaten om te zetten of om de werkgebiedcoördinaten in lokale coördinaten om te zetten.
Parameters
targetCoordinateSpace:DisplayObject — The display object that defines the coordinate system to use.
|
Rectangle — The rectangle that defines the area of the display object relative to
the targetCoordinateSpace object's coordinate system.
|
globalToLocal | () | methode |
public function globalToLocal(point:Point):Point
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Hiermee worden de (algemene) werkgebiedcoördinaten van het object point
omgezet in (lokale) objectcoördinaten.
Maak eerst een instantie van de klasse Point om deze methode te gebruiken. De x- en y-waarden die u toewijst, duiden algemene coördinaten aan omdat ze relatief zijn ten opzichte van de oorsprong (0,0) van het hoofdweergavegebied. Geef vervolgens de instantie Point als parameter door aan de methode globalToLocal()
. De methode retourneert een nieuw object Point met x- en y-waarden die relatief zijn ten opzichte van de oorsprong van het weergaveobject in plaats van de oorsprong van het werkgebied.
Parameters
point:Point — An object created with the Point class. The Point object
specifies the x and y coordinates as properties.
|
Point — A Point object with coordinates relative to the display object.
|
hitTestObject | () | methode |
public function hitTestObject(obj:DisplayObject):Boolean
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Evalueert het selectiekader van het weergaveobject om te zien of dit het selectiekader van het weergaveobject obj
overlapt of snijdt.
Parameters
obj:DisplayObject — The display object to test against.
|
Boolean — true if the bounding boxes of the display objects intersect; false if not.
|
hitTestPoint | () | methode |
public function hitTestPoint(x:Number, y:Number, shapeFlag:Boolean = false):Boolean
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Hiermee wordt het weergaveobject geëvalueerd om te zien of deze een punt dat is opgegeven door de parameters x
en y
, overlapt of doorsnijdt. De parameters x
en y
geven een punt op in de coördinaatruimte van het werkgebied, niet de weergaveobjectcontainer die het weergaveobject bevat (tenzij de weergaveobjectcontainer het werkgebied is).
Parameters
x:Number — The x coordinate to test against this object.
| |
y:Number — The y coordinate to test against this object.
| |
shapeFlag:Boolean (default = false ) — Whether to check against the actual pixels of the object (true )
or the bounding box (false ).
|
Boolean — true if the display object overlaps or intersects with the specified point;
false otherwise.
|
localToGlobal | () | methode |
public function localToGlobal(point:Point):Point
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Hiermee worden de (lokale) weergaveobjectcoördinaten van het object point
omgezet in (algemene) werkgebiedcoördinaten.
Met deze methode kunt u alle gegeven x- en y-coördinaten omzetten van waarden ten opzichte van de linkerbovenhoek van een specifiek weergaveobject in waarden ten opzichte van de oorsprong (0,0) van het werkgebied (algemene coördinaten).
Maak eerst een instantie van de klasse Point om deze methode te gebruiken. De x- en y-waarden die u toewijst, duiden algemene coördinaten aan omdat ze relatief zijn ten opzichte van de oorsprong van het weergaveobject.
Geef vervolgens de instantie Point die u hebt gemaakt als parameter door aan de methode localToGlobal()
. De methode retourneert een nieuw object Point met x- en y-waarden die relatief zijn ten opzichte van de oorsprong van het werkgebied in plaats van de oorsprong van het weergaveobject.
Parameters
point:Point — The name or identifier of a point created with the Point class, specifying the
x and y coordinates as properties.
|
Point — A Point object with coordinates relative to the Stage.
|
move | () | methode |
setActualSize | () | methode |
public function setActualSize(newWidth:Number, newHeight:Number):void
Taalversie: | ActionScript 3.0 |
Productversie: | Flex 3 |
Runtimeversies: | Flash Player 9, AIR 1.1 |
Sets the actual size of this object.
This method is mainly for use in implementing the
updateDisplayList()
method, which is where
you compute this object's actual size based on
its explicit size, parent-relative (percent) size,
and measured size.
You then apply this actual size to the object
by calling setActualSize()
.
In other situations, you should be setting properties
such as width
, height
,
percentWidth
, or percentHeight
rather than calling this method.
Parameters
newWidth:Number — The new width for this object.
| |
newHeight:Number — The new height for this object.
|
Wed Jun 13 2018, 11:42 AM Z