Socket  - AS3

Het aantal beschikbare gegevensbytes voor het lezen in de invoerbuffer.

Uw code moet bytesAvailable aanroepen om er zeker van te zijn dat voldoende gegevens beschikbaar zijn voordat wordt geprobeerd deze te lezen met een van de methoden read.

Geeft het aantal resterende bytes in de schrijfbuffer aan.

Gebruik deze eigenschap in combinatie met de OutputProgressEvent. Er treedt een OutputProgressEvent op wanneer gegevens van de schrijfbuffer naar het netwerk worden geschreven. In de gebeurtenishandler kunt u bytesPending controleren om te zien hoeveel resterende gegevens in de buffer wachten om te worden geschreven. Als bytesPending 0 retourneert, betekent dit dat alle gegevens van de schrijfbuffer naar het netwerk werden doorgegeven en dat het veilig is om dingen te doen als het verwijderen van gebeurtenishandlers, het leegmaken van socketverwijzingen, het starten van de volgende upload in een wachtrij enzovoort.

Verwante API-elementen

Geeft aan of dit object Socket momenteel is verbonden. Het aanroepen van deze eigenschap retourneert de waarde true wanneer de socket momenteel is verbonden, anders false.

Geeft de bytevolgorde van de gegevens aan. Mogelijke waarden zijn constanten uit de klasse flash.utils.Endian, namelijk Endian.BIG_ENDIAN of Endian.LITTLE_ENDIAN.

De standaardwaarde is Endian.BIG_ENDIAN.

Verwante API-elementen

Het IP-adres waaraan deze socket gekoppeld is op een lokale machine.

Verwante API-elementen

De poort waaraan deze socket gekoppeld is op een lokale machine.

Verwante API-elementen

Beheert de AMF-versie die bij het schrijven of lezen van een object wordt gebruikt.

Verwante API-elementen

Het IP-adres van de machine op afstand waaraan deze socket is verbonden.

U kunt deze eigenschap gebruiken om het IP-adres vast te stellen van een clientsocket die door een ServerSocket-object in een ServerSocketConnectEvent-gebeurtenis is verzonden. Gebruik de klasse DNSResolver om indien gewenst een IP-adres om te zetten naar een domeinnaam.

Verwante API-elementen

De poort van de machine op afstand waaraan deze socket is verbonden.

U kunt deze eigenschap gebruiken om het poortnummer vast te stellen van een clientsocket die door een ServerSocket-object in een ServerSocketConnectEvent-gebeurtenis is verzonden.

Verwante API-elementen

Hiermee wordt aangegeven hoeveel milliseconden er op een verbinding wordt gewacht.

Als de verbinding niet binnen de opgegeven tijd tot stand kan worden gebracht, is de verbinding mislukt. De standaardwaarde is 20,000 (twintig seconden).

Maakt een nieuw object Socket. Wanneer geen parameters worden opgegeven, wordt een aanvankelijk niet-verbonden socket gemaakt. Wanneer wel parameters worden opgegeven, wordt geprobeerd verbinding te maken met de opgegeven host en poort.

Opmerking: het wordt sterk aanbevolen om gebruik te maken van het constructorformulier zonder parameters, vervolgens eventuele gebeurtenislisteners toe te voegen en vervolgens de methode connect aan te roepen met de parameters host en poort. Deze volgorde zorgt ervoor dat alle gebeurtenislisteners goed werken.

Sluit de socket. U kunt geen gegevens lezen of schrijven nadat de methode close() is aangeroepen.

De gebeurtenis close wordt alleen verzonden wanneer de server de verbinding sluit. De gebeurtenis wordt niet verzonden wanneer u de methode close() aanroept.

U kunt het object Socket opnieuw gebruiken door nogmaals de methode connect() ervoor aan te roepen.

Verbindt de socket met de opgegeven host en poort.

Wanneer de verbinding direct mislukt, is een gebeurtenis verzonden of een uitzondering gegenereerd: er wordt een foutgebeurtenis verzonden wanneer een host is opgegeven, terwijl een uitzondering wordt gegenereerd wanneer geen host is opgegeven. Anders wordt de status van de verbinding door een gebeurtenis gemeld. Wanneer de socket al verbinding heeft, wordt eerst de bestaande verbinding gesloten.

Parameters

Hiermee worden verzamelde gegevens uit de uitvoerbuffer van de socket verwijderd.

Op bepaalde besturingssystemen wordt flush() automatisch aangeroepen tussen uitvoeringsframes. Op andere besturingssystemen, zoals Windows, worden de gegevens nooit verzonden tenzij u flush() expliciet aanroept. Om ervoor te zorgen dat uw toepassing betrouwbaar is op alle besturingssystemen, kunt u het best de methode flush() aanroepen nadat u elk bericht (of gerelateerde groep gegevens) naar de socket schrijft.

Leest een Booleaanse waarde uit de socket. Nadat een enkele byte is gelezen, retourneert de methode true wanneer de byte niet-nul is en anders false.

Leest een byte met teken uit de socket.

Leest het aantal gegevensbytes dat in de parameter length van de socket is opgegeven. De bytes worden ingelezen in de opgegeven bytearray, te beginnen met de positie die wordt aangegeven met offset.

Parameters

Leest een IEEE 754-getal met drijvende komma en dubbele precisie uit de socket.

Leest een IEEE 754-getal met drijvende komma en enkele precisie uit de socket.

Leest een 32-bits geheel getal met teken uit de socket.

Leest een multibyte-tekenreeks met de opgegeven tekenset uit de bytestream.

Parameters

Hiermee wordt een in AMF-indeling met serienummering gecodeerd object uit de socket gelezen.

Verwante API-elementen

Leest een 16-bits geheel getal met teken uit de socket.

Leest een byte zonder teken uit de socket.

Leest een 32-bits geheel getal zonder teken uit de socket.

Leest een 16-bits geheel getal zonder teken uit de socket.

Leest een UTF-8-tekenreeks uit de socket. Er wordt aangenomen dat de tekenreeks begint met een kort geheel getal zonder teken dat de lengte in bytes aangeeft.

Leest het aantal UTF-8-gegevensbytes dat met de parameter length van de socket is opgegeven, waarna een tekenreeks wordt geretourneerd.

Parameters

Schrijft een Booleaanse waarde naar de socket. Deze methode schrijft één byte met de waarde 1 (true) of 0 (false).

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een byte naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een reeks bytes vanuit de opgegeven bytearray. De schrijfbewerking begint op de positie die door offset wordt opgegeven.

Wanneer u de parameter length weglaat, zorgt de standaardwaarde 0 ervoor dat de methode de gehele buffer schrijft, te beginnen bij offset.

Wanneer u de parameter offset weglaat, wordt de gehele buffer geschreven.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een IEEE 754 getal met drijvende komma en dubbele precisie naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een IEEE 754-getal met drijvende komma en enkele precisie naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een 32-bits geheel getal met teken naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een multibyte-tekenreeks vanuit de bytestream met de opgegeven tekenset.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een object in AMF-indeling met serienummering naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een 16-bits geheel getal naar de socket. De bytes worden als volgt geschreven:

(v >> 8) & 0xff v & 0xff

De lage 16 bits van de parameter worden gebruikt, de hoge 16 bits worden genegeerd.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een 32-bits geheel getal zonder teken naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft de volgende gegevens naar de socket: een 16-bits geheel getal zonder teken dat de lengte in bytes van de opgegeven UTF-8-tekenreeks aangeeft, gevolgd door de tekenreeks zelf.

Voordat de tekenreeks wordt geschreven, berekent de methode het aantal bytes dat nodig is om alle tekens in de tekenreeks te vertegenwoordigen.

Parameters

Verwante API-elementen

Schrijft een UTF-8-tekenreeks naar de socket.

Parameters

Verwante API-elementen

Wordt verzonden wanneer de server de socketverbinding sluit.

De gebeurtenis close wordt alleen verzonden wanneer de server de verbinding sluit. De gebeurtenis wordt niet verzonden wanneer u de methode Socket.close() aanroept.

Deze gebeurtenis heeft de volgende eigenschappen:

Wordt verzonden wanneer een netwerkverbinding tot stand is gebracht.

Deze gebeurtenis heeft de volgende eigenschappen:

Wordt verzonden wanneer een invoer-/uitvoerfout optreedt die ertoe leidt dat een verzend- of laadbewerking mislukt.

Deze gebeurtenis heeft de volgende eigenschappen:

Wordt verzonden wanneer een socket gegevens verplaatst van de schrijfbuffer naar de netwerktransportlaag.

Wordt verzonden wanneer een aanroep naar Socket.connect() verbinding probeert te maken met een server die is verboden door de beveiligingssandbox van de aanroeper of met een poort lager dan 1024 en er geen socketbeleid bestaat voor een dergelijke verbinding.

Opmerking: bij een AIR-toepassing kan inhoud die wordt uitgevoerd in de beveiligingssandbox van de toepassing verbinding maken met elke server en poortnummer zonder socketbeleidsbestand.

Deze gebeurtenis heeft de volgende eigenschappen:

Verwante API-elementen

Wordt verzonden wanneer een socket gegevens heeft ontvangen.

De gegevens die door de socket worden ontvangen, blijven in de socket totdat ze zijn gelezen. U hoeft niet alle beschikbare gegevens te lezen tijdens de handler voor deze gebeurtenis.

Gebeurtenissen van het type socketData gebruiken de eigenschap ProgressEvent.bytesTotal niet.

Deze gebeurtenis heeft de volgende eigenschappen:

1. De constructor maakt een instantie CustomSocket genaamd socket en geeft de hostnaam localhost en poort 80 door als argumenten. Aangezien Socket wordt uitgebreid door CustomSocket, wordt met een aanroep van super() de constructor van Socket aangeroepen.
2. In het voorbeeld wordt vervolgens de methode configureListeners() aangeroepen, die listeners voor gebeurtenissen Socket toevoegt.
3. Tot slot wordt de methode connect() voor socket aangeroepen met localhost als hostnaam en 80 als poortnummer.

Opmerking: wanneer u het voorbeeld wilt uitvoeren, hebt u een server nodig die wordt uitgevoerd in hetzelfde domein als waarin het SWF-bestand zich bevindt (in het voorbeeld localhost) en die luistert op poort 80.

package {
    import flash.display.Sprite;

    public class SocketExample extends Sprite {
        private var socket:CustomSocket;
        
        public function SocketExample() {
            socket = new CustomSocket("localhost", 80);
        }
    }
}

import flash.errors.*;
import flash.events.*;
import flash.net.Socket;

class CustomSocket extends Socket {
    private var response:String;

    public function CustomSocket(host:String = null, port:uint = 0) {
        super();
        configureListeners();
        if (host && port)  {
            super.connect(host, port);
        }
    }

    private function configureListeners():void {
        addEventListener(Event.CLOSE, closeHandler);
        addEventListener(Event.CONNECT, connectHandler);
        addEventListener(IOErrorEvent.IO_ERROR, ioErrorHandler);
        addEventListener(SecurityErrorEvent.SECURITY_ERROR, securityErrorHandler);
        addEventListener(ProgressEvent.SOCKET_DATA, socketDataHandler);
    }

    private function writeln(str:String):void {
        str += "\n";
        try {
            writeUTFBytes(str);
        }
        catch(e:IOError) {
            trace(e);
        }
    }

    private function sendRequest():void {
        trace("sendRequest");
        response = "";
        writeln("GET /");
        flush();
    }

    private function readResponse():void {
        var str:String = readUTFBytes(bytesAvailable);
        response += str;
    }

    private function closeHandler(event:Event):void {
        trace("closeHandler: " + event);
        trace(response.toString());
    }

    private function connectHandler(event:Event):void {
        trace("connectHandler: " + event);
        sendRequest();
    }

    private function ioErrorHandler(event:IOErrorEvent):void {
        trace("ioErrorHandler: " + event);
    }

    private function securityErrorHandler(event:SecurityErrorEvent):void {
        trace("securityErrorHandler: " + event);
    }

    private function socketDataHandler(event:ProgressEvent):void {
        trace("socketDataHandler: " + event);
        readResponse();
    }
}