Beschikbare weergavefilters

Flash Player 9 of hoger, Adobe AIR 1.0 of hoger

ActionScript 3.0 bevat tien filterklassen die u kunt toepassen op weergave- en BitmapData-objecten:

  • Schuine-kantfilter (klasse BevelFilter)

  • Vervagende filter (klasse BlurFilter)

  • Slagschaduwfilter (klasse DropShadowFilter)

  • Gloedfilter (klasse GlowFilter)

  • Verlopende schuine-kantfilter (klasse GradientBevelFilter)

  • Verlopende-gloedfilter (klasse GradientGlowFilter)

  • Kleurmatrixfilter (klasse ColorMatrixFilter)

  • Convolutiefilter (klasse ConvolutionFilter)

  • Verschuivingskaartfilter (klasse DisplacementMapFilter)

  • Arcering, filter (ShaderFilter, klasse)

De eerste zes filters zijn eenvoudige filters die kunnen worden gebruikt voor het toepassen van een specifiek effect, waarbij een aantal aanpassingen van het effect mogelijk zijn. Deze zes filters kunnen worden toegepast met behulp van ActionScript. Ze kunnen ook op objecten in Flash Professional worden toegepast via het deelvenster Filters. Zelfs wanneer u filters toepast met behulp van ActionScript, kunt u hierdoor met Flash Professional de visuele interface snel verschillende filters en instellingen uitproberen en uitzoeken hoe u een gewenst effect kunt creëren.

De laatste vier filters zijn alleen beschikbaar in ActionScript. Deze filters, het kleurmatrixfilter, convolutiefilter, verschuivingskaartfilter en arceringsfilter, zijn veel flexibeler wat betreft het soort effecten dat met deze filters gemaakt kan worden. Deze filters zijn niet geoptimaliseerd voor één effect, maar bieden kracht en flexibiliteit. Door verschillende waarden te selecteren voor de matrix, kan de convolutiefilter bijvoorbeeld worden gebruikt voor het toepassen van effecten als vervagen, reliëf, verscherpen, kleurgrenzen zoeken, transformaties en nog veel meer.

Elk van de filters, of ze nu eenvoudig of complex zijn, kan worden aangepast met behulp van de eigenschappen. In het algemeen hebt u twee keuzen voor het instellen van filtereigenschappen. Bij alle filters kunt u de eigenschappen instellen door de parameterwaarden door te geven aan de constructor van het filterobject. U kunt daarentegen de filters later aanpassen door waarden voor de eigenschappen van het filterobject in te stellen, of u nu wel of niet de filtereigenschappen hebt ingesteld via parameters. De meeste voorbeeldcodelijsten stellen eigenschappen direct in om het voorbeeld begrijpelijker te maken. U kunt echter meestal hetzelfde resultaat bereiken met minder coderegels wanneer u de waarden als parameters doorgeeft in de constructor van het filterobject. Zie de vermeldingen voor het pakket flash.filters in de Naslaggids voor ActionScript 3.0 voor het Adobe Flash-platform voor meer informatie over de details van elk filter en de bijbehorende eigenschappen en constructorparameters.