NumberFormatter  - AS3

De naam van de werkelijke landinstellings-id die door dit NumberFormatter-object wordt gebruikt.

Er zijn drie mogelijke waarden voor de naam, afhankelijk van het besturingssysteem en de waarde van de requestedLocaleIDName-parameter die wordt doorgegeven aan de Collator()-constructor.

1. Als de aangevraagde landinstelling niet gelijk is aan LocaleID.DEFAULT en het besturingssysteem ondersteuning voor de aangevraagde landinstelling biedt, is de geretourneerde naam gelijk aan de eigenschap requestedLocaleIDName.
2. Als LocaleID.DEFAULT is gebruikt als waarde voor de parameter requestedLocaleIDName aan de constructor, wordt de naam van de huidige landinstelling zoals opgegeven door het besturingssysteem van de gebruiker gebruikt. Met de waarde LocaleID.DEFAULT blijft de aangepaste gebruikersinstelling in het besturingssysteem behouden. Als u een expliciete waarde doorgeeft als parameter requestedLocaleIDName, krijgt u niet noodzakelijkerwijs hetzelfde resultaat als wanneer u LocaleID.DEFAULT gebruikt, ook al zijn beide namen voor de landinstellings-id's gelijk. Misschien heeft de gebruiker de landinstellingen op zijn computer aangepast. Doordat u een expliciete naam van een landinstellings-id aanvraagt (en niet LocaleID.DEFAULT gebruikt), worden deze aangepaste instellingen niet door uw toepassing opgehaald.
3. Als het systeem geen ondersteuning biedt voor derequestedLocaleIDName die in de constructor is opgegeven, wordt een fallback-landinstellings-id gebruikt.

Verwante API-elementen

Het decimale scheidingsteken dat wordt gebruikt bij de opmaak of het parseren van getallen met een decimaal gedeelte.

Deze eigenschap wordt oorspronkelijk ingesteld op basis van de landinstelling die is geselecteerd bij het maken van het Formatter-object.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

Geeft aan welke cijferset wordt gebruikt voor de getalnotatie.

In verschillende talen en regio's worden verschillende tekensets gebruikt om de cijfers van 0 tot en met 9 aan te geven. Met deze eigenschap wordt aangegeven welke cijferset wordt toegepast.

De waarde van deze eigenschap staat voor de Unicode-waarde van het getal nul van een decimale-cijferset. De geldige waarden voor deze eigenschap zijn gedefinieerd in de NationalDigitsType-klasse.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

Het maximale aantal cijfers dat wordt weergegeven achter het decimale scheidingsteken.

Getallen worden afgerond op het aantal cijfers dat door deze eigenschap wordt aangegeven. Het afrondingsschema varieert afhankelijk van het besturingssysteem van de gebruiker.

Wanneer de eigenschap trailingZeros is ingesteld op true, wordt het breukgedeelte van het getal (het gedeelte achter de decimale komma) opgevuld met volgnullen, totdat de lengte overeenkomt met de waarde van deze eigenschap fractionalDigits.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is 0.

Verwante API-elementen

Beschrijft de plaatsing van scheidingstekens voor cijfergroepering binnen de opgemaakte getaltekenreeks.

Wanneer de eigenschap useGrouping is ingesteld op true, worden de plaatsing en het patroon voor het scheidingsteken voor cijfergroepering ingesteld door de eigenschap groupingPattern.

Het groeperingspatroon wordt gedefinieerd als een tekenreeks met cijfers die door puntkomma's worden gescheiden. Het patroon eindigt optioneel met een asterisk. Bijvoorbeeld: "3;2;*". Elk cijfer in de tekenreeks staat voor het aantal cijfers in een groep. Het scheidingsteken voor cijfergroepering wordt voor elke cijfergroep geplaatst. Met de asterisk aan het einde van de tekenreeks geeft u aan dat groepen met het desbetreffende aantal cijfers moeten worden herhaald voor het resterende gedeelte van de opgemaakte tekenreeks. Zonder asterisk zijn er geen extra groepen of scheidingstekens voor het resterende gedeelte van de opgemaakte tekenreeks.

Het eerste getal in de tekenreeks komt overeen met de eerste cijfergroep links van het decimale scheidingsteken. Met de volgende nummers wordt het aantal cijfers in de volgende groepen links van het decimale scheidingsteken bepaald. Zo geeft de tekenreeks "3;2;*" aan dat er een scheidingsteken voor cijfergroepering wordt geplaatst na de eerste cijfergroep van 3 cijfers. Links van deze groep staat dan een groep van 2 cijfers. Bijvoorbeeld: 98,76,54,321

In de volgende tabel worden voorbeelden weergegeven van het indelen van het getal 123456789.12 met verschillende groeperingspatronen. Het scheidingsteken voor cijfergroepering is een komma en het decimale scheidingsteken is een punt.

U kunt slechts een beperkt aantal groeperingstypen definiëren. Bij sommige besturingssystemen kunnen groeperingspatronen alleen bestaan uit twee cijfers plus een asterisk. Bij andere besturingssystemen is er ondersteuning voor maximaal vier cijfers en een asterisk. Voor patronen zonder asterisk geldt dat sommige besturingssystemen alleen ééncijferige groepen ondersteunen, terwijl bij andere besturingssystemen groepen van maximaal drie cijfers worden ondersteund. Als het maximale aantal elementen in het groeperingspatroon wordt overschreden, worden de extra elementen genegeerd en wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld als hieronder beschreven.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Verwante API-elementen

Het teken of de tekenreeks die wordt gebruikt voor het scheidingsteken voor cijfergroepering.

De waarde van deze eigenschap wordt gebruikt als scheidingsteken voor cijfergroepering tijdens het indelen van het getal als de useGrouping-eigenschap op true ingesteld. Deze eigenschap wordt oorspronkelijk ingesteld op basis van de landinstelling die is geselecteerd bij het maken van het Formatter-object.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

De status van de voorgaande bewerking die door dit object NumberFormatter is uitgevoerd. De eigenschap lastOperationStatus wordt ingesteld wanneer de constructor of een methode van deze klasse wordt aangeroepen of wanneer een andere eigenschap wordt ingesteld. Zie de beschrijving van de verschillende methoden voor de mogelijke waarden.

Verwante API-elementen

Geeft aan of een voorloopnul wordt opgenomen in een opgemaakt getal wanneer er geen gehele getallen links van het decimale scheidingsteken staan.

Wanneer deze eigenschap is ingesteld op true, wordt een voorloopnul toegevoegd aan de linkerzijde van het decimale scheidingsteken bij het opmaken van numerieke waarden tussen -1,0 en 1,0. Wanneer deze eigenschap is ingesteld op false, wordt er geen voorloopnul opgenomen.

Als het getal bijvoorbeeld 0,321 is en de eigenschap is ingesteld op true, wordt de voorloopnul in de opgemaakte tekenreeks ingevoegd. Wanneer de eigenschap is ingesteld op false, wordt er geen voorloopnul opgenomen. In dat geval bevat de tekenreeks het decimale scheidingsteken, gevolgd door de decimale cijfers, zoals .321.

in de volgende tabel staan voorbeelden van de opmaak van cijfers, op basis van de waarde van deze eigenschap en de bijhorende eigenschappen fractionalDigits en trailingZeros.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

Een numerieke waarde waarmee een opmaakpatroon voor negatieve getallen wordt aangegeven. Dit patroon bepaalt de locatie van het negatieve symbool of haakjes in verband met het numerieke onderdeel van het opgemaakte getal.

In de volgende tabel staan de mogelijke opmaaktypes voor negatieve getallen. Wanneer een negatief getal wordt opgemaakt, wordt het minteken vervangen met de waarde van de negativeSymbol-eigenschap en het 'n'-teken vervangen met de opgemaakte numerieke waarde.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

Het symbool voor negatieve getallen dat moet worden gebruikt bij de opmaak van negatieve waarden.

Dit symbool wordt met de negatieve getalnotatie gebruikt bij het opmaken van een getal dat lager dan nul is. Het wordt niet gebruikt in negatieve getalnotaties die geen negatief teken bevatten (bijvoorbeeld wanneer negatieve getallen tussen haakjes staan).

Wanneer deze formatter wordt samengesteld wordt deze eigenschap ingesteld op een standaardwaarde voor de geselecteerde werkelijke landinstelling. Deze kan met een waarde worden ingesteld om de standaardinstelling te overschrijven.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Verwante API-elementen

De naam van de aangevraagde landinstellings-id die is doorgegeven aan de constructor van dit NumberFormatter-object.

Als u de waarde LocaleID.DEFAULT hebt gebruikt, is de geretourneerde naam 'i-default'. Als een fallback-landinstelling wordt toegepast, kan de werkelijk gebruikte landinstelling afwijken van de aangevraagde landinstelling. De naam van de werkelijke landinstelling kan worden opgehaald met de eigenschap actualLocaleIDName.

Verwante API-elementen

Geeft aan of volgnullen worden opgenomen in een opgemaakt getal.

Wanneer deze eigenschap is ingesteld op true, worden volgnullen opgenomen in het breukgedeelte van het opgemaakte getal. Het aantal nullen komt overeen met de maximale waarde die is opgegeven door de eigenschap fractionalDigits. Wanneer deze eigenschap is ingesteld op false, worden er geen volgnullen weergegeven.

Als de numerieke waarde bijvoorbeeld 123,4 is, deze eigenschap op true is ingesteld en de eigenschap fractionalDigits op 3 is ingesteld, geeft de opgemaakte tekenreeks een aantal volgnullen weer, zoals 123,400. Als deze eigenschap false is, worden volgnullen niet ingevoegd en wordt in de tekenreeks alleen het decimale scheidingsteken weergegeven, gevolgd door de decimale cijfers die niet nul zijn, zoals 123,4.

in de volgende tabel staan voorbeelden van de opmaak van numerieke waarden, op basis van de waarde van deze eigenschap en de bijhorende eigenschappen fractionalDigits en leadingZero.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

De standaardwaarde is dependent on the locale and operating system..

Verwante API-elementen

Geeft aan dat het scheidingsteken voor cijfergroepering kan worden toegepast bij het opmaken van getallen.

Wanneer de eigenschap useGrouping is ingesteld op true, worden cijfers gegroepeerd en gescheiden door het scheidingsteken voor cijfergroepering. Bijvoorbeeld: 123.456.789,22

Wanneer de eigenschap useGrouping is ingesteld op false, worden er geen cijfers gegroepeerd of gescheiden. Bijvoorbeeld: 123456789.22

Het scheidingssymbool voor cijfergroepering wordt aangegeven door de eigenschap groupingSeparator. Het aantal cijfers tussen scheidingstekens wordt aangegeven door de eigenschap groupingPattern.

Wanneer u een waarde toekent aan deze eigenschap en er treden geen fouten of waarschuwingsberichten op, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Verwante API-elementen

Maakt een nieuw NumberFormatter-object waarmee getallen worden opgemaakt volgens de conventies van een bepaalde landinstelling.

Deze constructor bepaalt of het huidige besturingssysteem ondersteuning biedt voor de aangevraagde naam van de landinstellings-id. Als er geen ondersteuning is, wordt een fallback-landinstelling gebruikt. Als een fallback-landinstelling wordt gebruikt, geeft de eigenschap lastOperationStatus het type fallback aan en bevat de eigenschap actualLocaleIDName de naam van de fallback-landinstellings-id.

Als u een opmaak wilt toepassen die is gebaseerd op de huidige voorkeuren van het besturingssysteem, geeft u de waarde LocaleID.DEFAULT in de parameter requestedLocaleIDName door aan de constructor.

Wanneer de constructor is voltooid, wordt de lastOperationStatus-eigenschap ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Wanneer de aangevraagde naam voor de landinstellings-id niet beschikbaar is, wordt lastOperationStatus ingesteld op een van de volgende waarden:

• LastOperationStatus.USING_FALLBACK_WARNING
• LastOperationStatus.USING_DEFAULT_WARNING

Als deze klasse door het huidige besturingssysteem niet wordt ondersteund, wordt de lastOperationStatus-eigenschap ingesteld op:

• LastOperationStatus.UNSUPPORTED_ERROR

In het andere geval wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die in de LastOperationStatus-klasse worden gedefinieerd.

Meer informatie over de bovenstaande waarschuwingen en andere mogelijke waarden voor de eigenschap lastOperationStatus vindt u in de beschrijvingen in de LastOperationStatus-klasse.

Verwante API-elementen

Maakt de waarde van een geheel getal op. Deze functie is hetzelfde als de formatNumber()-methode, behalve dat het een int-waarde nodig heeft. Als de ingegeven waarde te groot of te klein is, zoals een waarde groter dan 1,72e308 of kleiner dan 1,72e-308, wordt deze functie weer op 0 ingesteld.

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parameters

Verwante API-elementen

Maakt de waarde van een getal op.

Deze functie deelt het getal in op basis van de eigenschapswaarden van de formatter. Als de eigenschappen niet worden aangepast nadat het object numberFormatter is gemaakt, worden de getallen ingedeeld volgens de conventies van een specifieke landinstelling, zoals voorzien door het besturingssysteem voor de landinstelling met de id actualLocaleIDName. Als u de indeling wilt aanpassen, kunt u de eigenschappen wijzigen om bepaalde onderdelen van een getalnotatie te bepalen.

Erg grote getallen en erg kleine getallen (grootte) kunnen met deze functie worden opgemaakt. Het aantal belangrijke cijfers wordt echter beperkt tot de precisie die wordt voorzien door het object Number. Wetenschappelijke notatie wordt niet ondersteund.

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parameters

Verwante API-elementen

Maakt een uint-waarde op. Deze functie is hetzelfde als de formatNumber()-methode, behalve dat het een uint-waarde nodig heeft. Als de ingegeven waarde te groot is, zoals bij een waarde groter dan 1.72e308, wordt deze functie weer op 0 ingesteld.

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parameters

Verwante API-elementen

Biedt een overzicht van alle namen van landinstellings-id's die door deze klasse worden ondersteund.

Als deze klasse niet word ondersteund op het huidige besturingssysteem, retourneert deze methode de waarde null.

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parseert een tekenreeks en retourneert een NumberParseResult-object met de geparseerde elementen.

Het NumberParseResult-object bevat de waarde van het eerste getal in de invoertekenreeks, de startindex voor het getal binnen de tekenreeks en de index van het eerste teken na het getal in de tekenreeks.

Als de tekenreeks geen getal bevat, wordt de waarde-eigenschap van de NumberParseResult ingesteld op NaN en de eigenschappen startIndex en endIndex worden ingesteld op de hexadecimale waarde 0x7fffffff.

Deze functie gebruikt de waarde van de decimalSeparator-eigenschap om te bepalen welk deel van het getal breuken bevat en de groupingSeparator-eigenschap om te bepalen welke tekens binnen de cijfers van een getal zijn toegestaan en de negativeNumberFormat-eigenschap om te bepalen hoe negatieve waarden worden weergegeven.

In de volgende tabel staat het resultaat van tekenreeksen die voor de verschillende NegativeNumberFormat-waarden zijn geparseerd.

Er is één spatie toegestaan tussen het getal en het minteken of haakje.

Andere eigenschappen worden genegeerd wanneer een geldig getal wordt bepaald. De waarde van de digitsType-eigenschap wordt specifiek genegeerd en de cijfers kunnen uit eender welke cijferset komen die in de NationalDigitsType-klasse worden opgesomd. De waarden van de eigenschappen groupingPattern en useGrouping hebben geen invloed op het parseren van het getal.

Als er voor of achter getallen in een tekenreeks een plusteken staat '+', wordt het plusteken behandeld als een teken dat geen deel uitmaakt van het getal.

Deze functie parseert geen tekenreeksen met een wetenschappelijke notatie (bijvoorbeeld 1,23e40).

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parameters

Verwante API-elementen

 
         var nf:NumberFormatter = new NumberFormatter("fr-FR"); 
         var str:String = "1,56 mètre"
         var result:NumberParseResult = nf.parse(str);
         trace(result.value) // 1.56
         trace(str.substr(0,result.startIndex));                // ""
         trace(str.substr(result.startIndex, result.endIndex)); // "1,56"
         trace(str.substr(result.endIndex));                    // " mètre"
         

Parseert een tekenreeks die alleen cijfers en optionele spatietekens bevat en een Getal retourneert. Als de tekenreeks niet begint met een getal of andere tekens dan een spatie bevat die geen onderdeel uitmaken van het getal, retourneert deze methode NaN. Spaties voor of achter de numerieke cijfers worden genegeerd. Een spatie is een teken met een spatiescheidingsteken (Zs)-eigenschap in de Unicode Character Database (zie http://www.unicode.org/ucd/).

Als het numerieke cijfer wordt voorafgegaan of gevolgd door een plusteken (+), wordt het behandeld als een niet-spatieteken. De retourwaarde is NaN.

Zie de omschrijving van de parserfunctie voor meer informatie over getalparsering en wat een geldig getal is.

Wanneer deze methode wordt aangeroepen en met succes wordt voltooid, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op:

• LastOperationStatus.NO_ERROR

Als dat niet het geval is, wordt de eigenschap lastOperationStatus ingesteld op een van de constanten die zijn gedefinieerd in de LastOperationStatus-klasse.

Parameters

Verwante API-elementen

Dit voorbeeld gebruikt de volgende landinstellingen: standaard landinstelling in het besturingssysteem voor getalnotatie, Japans (Japan), Engels (VS) en Frans (Frankrijk). Dit voorbeeld gebruikt het statische lid LocaleID.DEFAULT om de standaard landinstelling in het besturingssysteem aan te vragen.

De resultaten in het volgende voorbeeld kunnen afwijken, afhankelijk van het besturingssysteem en de gebruikersinstellingen.

In dit voorbeeld wordt voor elke landinstelling in de lijst het volgende uitgevoerd:

1. Maakt een NumberFormatter-object.
2. Zorgt voor de opmaak van dezelfde waarde als een getal, een geheel getal en een getal zonder teken getal en geeft de resultaten weer.

 
package {
    import flash.globalization.NumberFormatter;
    import flash.globalization.LocaleID;
    
    public class NumberFormatterExample extends Sprite
    {
        public function NumberFormatterExample():void
        {
            var localeNames:Array = [LocaleID.DEFAULT,"ja_JP","en_US","fr_FR"];
            
            for ( var i:int = 0; i < localeNames.length; i++ ) 
            {
                var nf:NumberFormatter = new NumberFormatter( localeNames[i] as String );
                trace('\n\n' + "LocaleID requested: " + nf.requestedLocaleIDName 
                    + "; actual: " + nf.actualLocaleIDName);
                trace( "Last Operation Status:" + nf.lastOperationStatus );   
            
                var numberString:String = nf.formatNumber(123456789.19); 
                trace( "Formatted Number:" + numberString);
                numberString = nf.formatInt(-123456789); 
                trace( "Formatted Int:" + numberString);
                numberString = nf.formatUint(123456789); 
                trace( "Formatted UInt:" + numberString);
            }
        }
    }
}

De resultaten in het volgende voorbeeld kunnen afwijken, afhankelijk van het besturingssysteem en de gebruikersinstellingen.

In dit voorbeeld wordt het volgende getoond:

1. Maakt een NumberFormatter-object.
2. Roept de NumberFormatter.parse()-methode op om de tekenreeks te parseren en een NumberParseResult-object te retourneren.
3. Roept de NumberFormatter.parseNumber()-methode op om de tekenreeks te parseren en een Number-waarde te retourneren.

 
package {
      import flash.globalization.NumberFormatter;
      import flash.globalization.NumberParseResult;
      import flash.globalization.LastOperationStatus;
      import flash.globalization.LocaleID;

      public class NumberFormatterParseExample
      {
            public function NumberFormatterParseExample():void
            {
                var nf:NumberFormatter = new NumberFormatter( "en_US" );
                trace("LocaleID requested: " + nf.requestedLocaleIDName 
                    + "; actual: " + nf.actualLocaleIDName);
                trace( "Last Operation Status:" + nf.lastOperationStatus );  

                var inputNumberString:String = "123,567,89,0.254";
                var parseResult:NumberParseResult = nf.parse(inputNumberString);
                if ( nf.lastOperationStatus == LastOperationStatus.NO_ERROR ) {
                    trace("Parsed value:" + parseResult.value);
                }
                inputNumberString = "-123,567,89,0.254";
                var parsedNumber:Number = nf.parseNumber(inputNumberString);
                if ( nf.lastOperationStatus == LastOperationStatus.NO_ERROR ) {
                    trace("Parsed value:" + parsedNumber);
                }
            }
      }
}