Met de opdracht -installApp installeert u een toepassing op een apparaat of emulator.
U moet een bestaande toepassing verwijderen voordat u opnieuw een toepassing installeert met dit bestand.
Voor de opdracht wordt de volgende syntaxis gebruikt:
adt -installApp -platform platformName -platformsdk path-to-sdk -device deviceID ‑package fileName
-platform
De naam van het platform van het apparaat. Geef
ios
of
android
op.
-platformsdk
Het pad naar de platform-SDK voor het doelapparaat (optioneel):
-
Android: de AIR 2.6+ SDK bevat de hulpprogramma's van de Android-SDK die nodig zijn om de relevante ADT-opdrachten te implementeren. U moet deze waarde alleen instellen als u een andere versie van de Android-SDK wilt gebruiken. Bovendien hoeft het pad naar de platform-SDK niet in de opdrachtregel te worden opgegeven als de omgevingsvariabele AIR_ANDROID_SDK_HOME al is ingesteld. (Als beide mogelijkheden zijn ingesteld, wordt de in het pad opgegeven opdrachtregel gebruikt.)
-
iOS: de AIR-SDK wordt geleverd met een captive iOS-SDK. Met de optie -platformsdk kunt u toepassingen inpakken met een extern SDK, zodat u niet beperkt bent tot het gebruik van de captive iOS-SDK. Als u bijvoorbeeld een uitbreiding hebt gemaakt met de nieuwste iOS-SDK, kunt u die SDK opgeven bij het inpakken van uw toepassing. Bovendien geldt dat wanneer u ADT gebruikt met de iOS-simulator, u altijd de optie -platformsdk moet opnemen om het pad naar de iOS-simulator-SDK aan te duiden.
-device
Geef de
ios_simulator
, het serienummer (Android) of de handle (iOS) van het aangesloten apparaat op. Voor iOS is deze parameter vereist. Voor Android moet deze parameter alleen worden opgegeven als er meer dan één Android-apparaat of emulator is aangesloten op uw computer en wordt uitgevoerd. Als het opgegeven apparaat niet is aangesloten, retourneert ADT afsluitcode 14: Apparaatfout (Android) of Ongeldig apparaat opgegeven (iOS). Als meer dan één apparaat of emulator is aangesloten en een apparaat niet is opgegeven, retourneert ADT afsluitcode 2: Gebruiksfout.
Opmerking:
u kunt een IPA-bestand rechtstreeks installeren op een iOS-apparaat in AIR 3.4 en hoger. Hiervoor is iTunes 10.5.0 of hoger vereist.
Gebruik de ADT-opdracht
‑devices
(beschikbaar in AIR 3.4 en hoger) om de handle of het serienummer van de aangesloten apparaten te bepalen. Opgelet: bij iOS gebruikt u de handle, niet de apparaat-UUID. Zie
ADT-opdracht devices
voor meer informatie.
Bij Android kunt u bovendien het Android ADB-hulpprogramma gebruiken om de serienummers van de aangesloten apparaten en uitgevoerde emulators weer te geven:
adb devices
-package
De bestandsnaam van het te installeren pakket. Bij iOS moet dit een IPA-bestand zijn. Bij Android moet dit een APK-pakket zijn. Als het opgegeven pakket al is geïnstalleerd, retourneert ADT foutcode 14: Apparaatfout.