Voor een snelle en praktische illustratie van de functionaliteit van Adobe® AIR® volgt u deze instructies en maakt u de eenvoudige AIR-toepassing 'Hello World' op basis van SWF met de SDK van Flex. In deze zelfstudie wordt getoond hoe u een AIR-toepassing kunt compileren, testen en verpakken met de opdrachtregelhulpmiddelen van de Flex SDK (de Flex SDK bevat de AIR SDK).
Om te beginnen moet de runtime zijn geïnstalleerd en moet Adobe® Flex™ zijn ingesteld. Bij deze zelfstudie worden de
AMXMLC
- compiler,
ADL (AIR Debug Launcher)
en
ADT (AIR Developer Tool)
gebruikt. Deze programma's staan in de map
bin
van de Flex-SDK (zie
De SDK van Flex instellen
).
Het descriptorbestand van de AIR-toepassing maken
In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de toepassingsdescriptor maakt. Dit XML-bestand heeft de volgende structuur:
<application xmlns="...">
<id>...</id>
<versionNumber>...</versionNumber>
<filename>…</filename>
<initialWindow>
<content>…</content>
<visible>…</visible>
<width>…</width>
<height>…</height>
</initialWindow>
</application>
-
Maak een XML-bestand genaamd
HelloWorld-app.xml
en sla het bestand op in de projectmap.
-
Voeg het element
<application>
toe, inclusief het naamruimte-attribuut voor AIR:
<application xmlns="http://ns.adobe.com/air/application/2.7">
Het laatste segment van de naamruimte, '2.7', geeft aan welke versie van de runtime voor de toepassing is vereist.
-
Voeg het element
<id>
toe:
<id>samples.flex.HelloWorld</id>
De toepassings-id vormt tezamen met de uitgevers-id een unieke identificatie van de toepassing (de uitgevers-id wordt door AIR afgeleid van het certificaat waarmee het toepassingspakket wordt ondertekend). De aanbevolen indeling bestaat uit een omgekeerde DNS-tekenreeks met een punt als scheidingsteken, zoals
"com.company.AppName"
. De toepassings-id wordt gebruikt voor installatie, toegang tot de privéopslagmap van de toepassing, toegang tot gecodeerde privéopslag en onderlinge communicatie tussen toepassingen.
-
Voeg het element
<versionNumber>
toe:
<versionNumber>1.0</versionNumber>
Hiermee kunnen gebruikers bepalen welke versie van de toepassing ze installeren.
Opmerking:
als u AIR 2 of eerder gebruikt, moet u het element
<version>
gebruiken in plaats van het element
<versionNumber>
.
-
Voeg het element
<filename>
toe:
<filename>HelloWorld</filename>
De naam die wordt gebruikt voor het uitvoerbare bestand en de installatiemap van de toepassing, en voor andere verwijzingen in het besturingssysteem.
-
Voeg het element
<initialWindow>
toe met daarin de volgende onderliggende elementen om de eigenschappen voor het eerste toepassingsvenster te definiëren:
<content>HelloWorld.swf</content>
Hiermee wordt het basisbestand met SWF-inhoud gedefinieerd dat in AIR wordt geladen.
<visible>true</visible>
Hiermee wordt ingesteld dat het venster meteen zichtbaar is.
<width>400</width>
Hiermee wordt de breedte van het venster (in pixels) ingesteld.
<height>200</height>
Hiermee wordt de hoogte van het venster ingesteld.
-
Sla het bestand op. Het volledige descriptorbestand van de toepassing ziet er als volgt uit:
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<application xmlns="http://ns.adobe.com/air/application/2.7">
<id>samples.flex.HelloWorld</id>
<versionNumber>0.1</versionNumber>
<filename>HelloWorld</filename>
<initialWindow>
<content>HelloWorld.swf</content>
<visible>true</visible>
<width>400</width>
<height>200</height>
</initialWindow>
</application>
In dit voorbeeld wordt slechts een aantal van de mogelijke toepassingseigenschappen ingesteld. Als u een overzicht wilt van de volledige serie toepassingseigenschappen, waarmee u dingen als vensterinterface, vensterformaat, transparantie, standaardmap voor installatie, gekoppelde bestandstypen en toepassingspictogrammen kunt instellen, raadpleegt u
AIR-toepassingsdescriptorbestanden
.
De toepassingscode schrijven
Opmerking:
AIR-toepassingen op basis van SWF maken gebruik van een hoofdklasse die wordt gedefinieerd met MXML of met Adobe® ActionScript® 3.0. In dit voorbeeld wordt de hoofdklasse gedefinieerd door een MXML-bestand. Het proces voor het maken van een AIR-toepassing met een ActionScript-hoofdklasse is vergelijkbaar. In plaats van het compileren van een MXML-bestand in het SWF-bestand, compileert u het ActionScript-klassenbestand. Wanneer u ActionScript gebruikt, moet de hoofdklasse een uitbreiding vormen voor flash.display.Sprite.
Net als alle Flex-toepassingen bevatten AIR-toepassingen die zijn gemaakt met het Flex-raamwerk een MXML-hoofdbestand. Bij AIR-bureaubladtoepassingen wordt de
WindowedApplication
-component gebruikt als basiselement (en niet de Application-component). De WindowedApplication-component bevat eigenschappen, methoden en gebeurtenissen waarmee u de toepassing en het startvenster kunt beheren. Blijf op platforms en profielen waarvoor AIR geen meerdere vensters accepteert, de toepassingscomponent gebruiken. In mobiele Flex-toepassingen kunt u ook de onderdelen View of TabbedViewNavigatorApplication gebruiken.
De volgende procedure beschrijft hoe u de toepassing Hello World maakt:
-
Open een tekstbewerker en maak een bestand met de naam
HelloWorld.mxml
. Voeg de volgende MXML-code toe:
<?xml version="1.0" encoding="utf-8"?>
<s:WindowedApplication xmlns:fx="http://ns.adobe.com/mxml/2009"
xmlns:s="library://ns.adobe.com/flex/spark"
xmlns:mx="library://ns.adobe.com/flex/mx"
title="Hello World">
</s:WindowedApplication>
-
Hierna voegt u een Label-component toe aan de toepassing (plaats deze in de WindowedApplication-tag).
-
Stel de eigenschap
text
van de Label-component in op
"Hello AIR".
-
Stel de lay-out zodanig in dat de tekst altijd gecentreerd wordt weergegeven.
De code ziet er nu als volgt uit:
<?xml version="1.0" encoding="utf-8"?>
<s:WindowedApplication xmlns:fx="http://ns.adobe.com/mxml/2009"
xmlns:s="library://ns.adobe.com/flex/spark"
xmlns:mx="library://ns.adobe.com/flex/mx"
title="Hello World">
<s:Label text="Hello AIR" horizontalCenter="0" verticalCenter="0"/>
</s:WindowedApplication>
De toepassing compileren
Voordat u de toepassing kunt uitvoeren en de foutopsporing starten, moet u de MXML-code naar een SWF-bestand compileren met de amxmlc-compiler. De amxmlc-compiler staat in de map
bin
van de SDK van Flex. Indien gewenst kunt u de map bin van de Flex-SDK opnemen in de padomgeving van uw computer. Als u het pad instelt, kunt u de opdrachtregelprogramma's gemakkelijker uitvoeren.
-
Open een opdrachtshell of een terminal en ga naar de projectmap van uw AIR-toepassing.
-
Voer de volgende opdracht in:
amxmlc HelloWorld.mxml
Het uitvoeren van
amxmlc
produceert het bestand
HelloWorld.swf
met daarin de gecompileerde code van de toepassing.
Opmerking:
als de toepassing niet compileert, controleert u op fouten in de syntaxis of spelling. Fouten en waarschuwingen worden weergegeven in het consolevenster waarmee de amxmlc-compiler wordt uitgevoerd.
Zie
MXML- en ActionScript-bronbestanden voor AIR compileren
voor meer informatie.
De toepassing testen
Als u de toepassing wilt uitvoeren en testen vanaf de opdrachtregel, gebruikt u ADL (AIR Debug Launcher) om de toepassing te starten met behulp van het descriptorbestand van de toepassing. (ADL staat in de map bin van de SDK van Flex.)
Typ de volgende opdracht bij de opdrachtregelprompt:
adl HelloWorld-app.xml
De resulterende AIR-toepassing ziet er ongeveer uit zoals in deze afbeelding.
Met de eigenschappen horizontalCenter en verrticalCenter van het besturingselement Label wordt de tekst in het midden van het venster geplaatst. U kunt het venster verplaatsen en groter of kleiner maken, net zoals bij andere bureaubladtoepassingen.
Zie
ADL (AIR Debug Launcher)
voor meer informatie.
Het AIR-installatiebestand maken
Wanneer de toepassing goed uitgevoerd kan worden, kunt u het met hulpprogramma ADT de toepassing in een AIR-installatiebestand plaatsen. Een AIR-installatiebestand is een archiefbestand met alle toepassingsbestanden dat naar gebruikers gedistribueerd kan worden. Een AIR-bestand kan alleen worden geïnstalleerd als Adobe AIR is geïnstalleerd.
Voor de beveiliging van de toepassing is het noodzakelijk dat alle AIR-installatiebestanden digitaal worden ondertekend. U kunt met ADT of een ander certificaatprogramma een eenvoudig, niet-geautoriseerd certificaat genereren. U kunt ook een certificaat voor ondertekenen van code kopen van een commerciële certificeringsinstantie. Wanneer een AIR-bestand met een niet-geautoriseerd certificaat wordt geïnstalleerd, wordt de uitgever als onbekend weergegeven tijdens het installatieproces. De reden hiervoor is dat een niet-geautoriseerd certificaat alleen de garantie biedt dat het AIR-bestand sinds het maken niet is gewijzigd. Het zou kunnen gebeuren dat iemand een ander AIR-bestand met een niet-geautoriseerd certificaat ondertekent en doet voorkomen alsof dit uw toepassing is. Voor AIR-bestanden die openbaar worden gemaakt wordt een commercieel certificaat sterk aanbevolen. Zie
Beveiliging in AIR
(voor ActionScript-ontwikkelaars) of
AIR security
(voor HTML-ontwikkelaars) voor een overzicht van beveiligingsproblemen in AIR.
Een zelfondertekend certificaat en sleutelpaar genereren
Typ de volgende opdracht op de opdrachtregel (het uitvoerbare ADT-bestand staat in de map
bin
van de Flex-SDK):
adt -certificate -cn SelfSigned 1024-RSA sampleCert.pfx samplePassword
In dit voorbeeld wordt het kleinste aantal kenmerken gebruikt dat voor een certificaat kan worden ingesteld. Het sleuteltype moet
1024-RSA
of
2048-RSA
zijn (zie
AIR-toepassingen ondertekenen
).
Het AIR-pakket maken
Voer de volgende opdracht (één regel) vanaf de opdrachtregel in:
adt -package -storetype pkcs12 -keystore sampleCert.pfx HelloWorld.air
HelloWorld-app.xml HelloWorld.swf
Er wordt gevraagd om een wachtwoord voor het keystore-bestand. Typ het wachtwoord en druk op Enter. Het wachtwoord wordt niet weergegeven om beveiligingsredenen.
Het argument HelloWorld.air is het AIR-bestand dat door ADT wordt geproduceerd. HelloWorld-app.xml is het descriptorbestand van de toepassing. De volgende argumenten zijn de bestanden die door de toepassing worden gebruikt. In dit voorbeeld worden slechts drie bestanden gebruikt, maar u kunt elk gewenst aantal bestanden en mappen opnemen.
Wanneer het AIR-pakket is gemaakt, kan de toepassing worden geïnstalleerd en uitgevoerd door te dubbelklikken op het pakketbestand. Het is ook mogelijk om de naam van het AIR-bestand als opdracht in een shell of opdrachtvenster te typen.
Zie
Een AIR-bureaubladinstallatiebestand verpakken
voor meer informatie.
|
|
|