Andere manieren om de prestaties van weergaveobjecten te verbeteren

Met hardwareversnelling kunnen de prestaties van afbeeldingen in sommige klassen van weergaveobjecten worden verbeterd. Hier volgen een paar tips over de manier waarop u de prestaties van afbeeldingen kunt maximaliseren:

  • Probeer het aantal items dat zichtbaar is in het werkgebied, te beperken. Het duurt enige tijd om items te renderen en samen te stellen met de andere items eromheen.

    Wanneer u een weergaveobject niet langer hoeft weer te geven, stelt u de eigenschap visible in op false of verwijdert u het object uit het werkgebied ( removeChild() ). Stel de eigenschap alpha niet enkel in op 0.

  • Vermijd het gebruik van overvloeimodi, met name het gebruik van de overvloeimodus Gelaagd. Gebruik indien mogelijk de normale overvloeimodus.

  • De berekening van weergaveobjectfilters vergt erg veel van het apparaat. Gebruik ze spaarzaam. Het gebruik van een paar filters voor een startscherm is bijvoorbeeld acceptabel. Vermijd echter het gebruik van filters op veel objecten of op objecten met animatie, of wanneer u een hoge framesnelheid moet gebruiken.

  • Vermijd overvloeiende vormen.

  • Vermijd bijsnijden.

  • Stel, indien mogelijk, de parameter repeat in op false wanneer de methode Graphic.beginBitmapFill() wordt aangeroepen.

  • Gebruik niet te veel kleuren. Gebruik de achtergrondkleur als achtergrond. Plaats grote lagen niet boven op elkaar. Elke pixel die moet worden getekend, heeft zijn prijs. Dit geldt met name voor weergaveobjecten waarop geen hardwareversnelling is toegepast.

  • Vermijd vormen met lange dunne punten, randen die zichzelf snijden of veel fijne details langs de randen. Het kost meer tijd om deze vormen te renderen dan weergaveobjecten met vloeiende randen. Dit geldt met name voor weergaveobjecten waarop geen hardwareversnelling is toegepast.

  • Maak bitmapformaten die bijna even groot zijn (maar minder groot) dan 2 n bij 2 m bits. De afmetingen hoeven niet 2 tot een bepaalde macht te zijn, maar ze moeten dicht in de buurt van een macht van 2 liggen en mogen niet groter zijn. Een afbeelding van 31 bij 15 pixels wordt bijvoorbeeld sneller gerenderd dan een afbeelding van 33 bij 17 pixels. (31 en 15 zijn net iets minder dan een macht van 2, 32 en 16.) Bij dergelijke afbeeldingen wordt ook het geheugen efficiënter gebruikt.

  • Beperk de afmetingen van weergaveobjecten tot 1024 x 1024 pixels (of 2048 x 2048 op nieuwere apparaten).