Basisbeginselen van 3D-weergaveobjecten

Flash Player 10 of hoger, Adobe AIR 1.5 of hoger

Het belangrijkste verschil tussen een tweedimensionaal (2D) en een driedimensionaal (3D) object dat wordt geprojecteerd op een tweedimensionaal scherm, is de toevoeging van een derde dimensie aan het object. De derde dimensie maakt het mogelijk het object te bewegen naar het gezichtspunt van de gebruiker en er vandaan.

Wanneer u de eigenschap z van een weergaveobject expliciet instelt op een numerieke waarde, maakt het object automatisch een 3D-transformatiematrix. U kunt deze matrix aanpassen om de 3D-transformatie-instellingen van dat object te wijzigen.

Bovendien is 3D-rotatie anders dan 2D-rotatie. In 2D staat de rotatieas altijd loodrecht op het x/y-vlak, oftewel op de z-as. In 3D kan om elke as worden gedraaid, zowel om de x- als de y- of z-as. Door de rotatie- en schalingseigenschappen van een weergaveobject in te stellen, kunt u het verplaatsen in de 3D-ruimte.

Belangrijke concepten en termen

De volgende referentielijst bevat belangrijke termen met betrekking tot het programmeren van 3D-afbeeldingen.

Perspectief
In een 2D-vlak is dit de representatie van parallelle lijnen alsof deze elkaar in een verdwijnpunt raken om de indruk van diepte en afstand te wekken.

Projectie
De productie van een 2D-afbeelding van een object met meer dimensies; 3D-projectie wijst 3D-punten toe aan een 2D-vlak.

Rotatie
De richting (en vaak de positie) van een object wijzigen door elk punt dat deel uitmaakt van het object, te bewegen in een ronde beweging.

Transformatie
3D-punten of puntensets wijzigen door transleren, roteren, schalen, scheeftrekken of een combinatie van deze acties.

Transleren
De positie van een object wijzigen door elk punt dat deel uitmaakt van het object, met dezelfde waarde in dezelfde richting te verplaatsen.

Verdwijnpunt
Punt waarop van de kijker af lopende parallelle lijnen elkaar lijken te raken wanneer deze worden gerepresenteerd in lineair perspectief.

Vector
Een 3D-vector stelt een punt of een locatie in de driedimensionale ruimte voor met behulp van de cartesische coördinaten x, y en z.

Vertex
Een hoekpunt.

Structuurnet
Elk punt dat een object in de 3D-ruimte definieert.

UV-toewijzing
Een manier om een structuur of bitmap toe te wijzen aan een 3D-oppervlak. Bij UV-toewijzing worden waarden aan coördinaten op een afbeelding toegewezen als percentage van de horizontale (U) en verticale (V) as.

T-waarde
De schaalfactor voor het bepalen van de grootte van een 3D-object als het object wordt verplaatst in de richting van het huidige gezichtspunt of er vandaan.

Schifting
Renderen of niet renderen van oppervlakken met een specifieke wenteling. Met behulp van schifting kunt u oppervlakken verbergen die vanuit het huidige gezichtspunt niet zichtbaar zijn.