De workflow voor het lezen van en schrijven naar bestanden is als volgt.
Initialiseer een File-object dat het pad aanwijst.
Het File-object representeert het pad van het bestand waarmee u wilt werken (of een bestand dat u later zult maken).
var file:File = File.documentsDirectory;
file = file.resolvePath("AIR Test/testFile.txt");
In dit voorbeeld worden de eigenschap
File.documentsDirectory
en de methode
resolvePath()
van een File-object gebruikt om het File-object te initialiseren. Er zijn echter allerlei andere manieren om een File-object een bestand te laten aanwijzen. Zie
File-objecten een bestand laten aanwijzen
voor meer informatie.
Initialiseer een FileStream-object.
Roep de methode open() of openAsync() van het FileStream-object op.
Welke methode u oproept, hangt ervan af of u het bestand wilt openen voor synchrone dan wel asynchrone bewerkingen. Gebruik het File-object als parameter
file
van de methode open. Bij de parameter
fileMode
geeft u een constante uit de klasse FileMode op die bepaalt op welke manier u het bestand wilt gebruiken.
De volgende code initialiseert bijvoorbeeld een FileStream-object dat wordt gebruikt om een bestand te maken en eventuele bestaande gegevens te overschrijven:
var fileStream:FileStream = new FileStream();
fileStream.open(file, FileMode.WRITE);
Zie
FileStream-objecten initialiseren en bestanden openen en sluiten
en
FileStream-modi voor openen
voor meer informatie.
Neem zonodig code op voor het lezen en schrijven van gegevens.
Er zijn heel veel methoden uit de klasse FileStream die betrekking hebben op lezen en schrijven. (Ze beginnen allemaal met "read" of "write".) De methode die u kiest om gegevens te lezen of te schrijven, is afhankelijk van de indeling van de gegevens in het doelbestand.
Als het doelbestand bijvoorbeeld UTF-gecodeerde tekst bevat, kunt u de methoden
readUTFBytes()
en
writeUTFBytes()
gebruiken. Als u de gegevens wilt verwerken als bytearrays, kunt u de methoden
readByte()
,
readBytes()
,
writeByte()
en
writeBytes()
gebruiken. Zie
Gegevensindelingen, en de methode voor lezen en schrijven kiezen
voor meer informatie.
Als u het bestand asynchroon hebt geopend, moet u er zeker van zijn dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn voordat u een leesmethode oproept. Zie
De leesbuffer en de eigenschap bytesAvailable van een FileStream-object
voor meer informatie.
Voordat u gegevens naar een bestand schrijft, kunt u eventueel de hoeveelheid beschikbare schijfruimte nagaan door de eigenschap spaceAvailable van het File-object te controleren. Zie
De beschikbare ruimte op een volume bepalen
voor meer informatie.
Roep de methode close() van het FileStream-object op wanneer u klaar bent met het bestand.
Door het aanroepen van de methode close() wordt het bestand beschikbaar voor andere toepassingen.
Zie
FileStream-objecten initialiseren en bestanden openen en sluiten
voor meer informatie.
Als u een voorbeeldtoepassing wilt zien die van de klasse FileStream gebruikmaakt om bestanden te lezen en te schrijven, raadpleegt u de volgende artikelen in het Adobe AIR Developer Center: