Als u uw toepassing ontwikkelt met een IDE als Flash Builder, Flash Professional of Dreamweaver, zijn foutopsporingsprogramma's normaal gesproken ingebouwd. U kunt fouten in uw toepassing eenvoudig opsporen door deze in foutopsporingsmodus te starten. Als u geen IDE gebruikt die direct foutopsporing ondersteunt, kunt u de ADL (AIR Debug Launcher) en Flash Debugger (FDB) gebruiken voor hulp bij het opsporen van fouten in uw toepassing.
Een toepassing uitvoeren met ADL
U kunt met behulp van ADL een AIR-toepassing uitvoeren zonder dat het hoeft te worden verpakt en geïnstalleerd. Open het toepassingsdescriptorbestand als parameter in ADL, zoals in het volgende voorbeeld (ActionScript-code in de toepassing moet eerst worden gecompileerd):
adl myApplication-app.xml
ADL drukt traceringsinstructies, runtime-uitzonderingen en HTML-parseerfouten af naar het terminalvenster. Als een FDB-proces op een binnenkomende verbinding wacht, maakt ADL verbinding met het foutopsporingsprogramma.
U kunt ADL ook gebruiken om fouten op te sporen in een AIR-toepassing die native extensies gebruikt. Bijvoorbeeld:
adl -extdir extensionDirs myApplication-app.xml
Traceerinstructies afdrukken
Als u traceerinstructies wilt afdrukken naar de console waarmee ADL wordt uitgevoerd, voegt u traceerinstructies aan de code toe met behulp van de functie
trace()
.
Opmerking:
als uw
trace()
-instructies niet worden weergegeven op de console, controleert u of u
ErrorReportingEnable
of
TraceOutputFileEnable
niet hebt opgegeven in het mm.cfg-bestand. Raadpleeg
Het mm.cfg-bestand bewerken
voor meer informatie over de platformspecifieke locatie van dit bestand.
ActionScript-voorbeeld:
//ActionScript
trace("debug message");
JavaScript-voorbeeld:
//JavaScript
air.trace("debug message");
In JavaScript-code kunt u met de functies
alert()
en
confirm()
foutopsporingsberichten uit de toepassing weergeven. Bovendien worden de regelnummers voor syntaxisfouten en alle niet-onderschepte JavaScript-uitzonderingen afgedrukt naar de console.
Opmerking:
als u het voorvoegsel air uit het JavaScript-voorbeeld wilt gebruiken, moet u het bestand AIRAliases.js in de pagina importeren. Dit bestand vindt u in de map frameworks van de SDK van AIR.
Verbinding maken met FDB (Flash Debugger)
Als u fouten in AIR-toepassingen wilt opsporen met de Flash Debugger, start u een FDB-sessie en start u de toepassing vervolgens met ADL.
Opmerking:
in AIR-toepassingen op SWF-basis moeten de ActionScript-bronbestanden worden gecompileerd met de opmerking
-debug
. (Schakel in Flash Professional de optie voor het toestaan van foutopsporing in het dialoogvenster met publicatie-instellingen in.)
-
Start FDB. U kunt het FDB-programma vinden in de map
bin
van de Flex SDK.
De FDB-prompt wordt weergegeven op de console:
<fdb>
-
Voer de opdracht
run
uit.
<fdb>run [Enter]
-
Start een foutopsporingsversie van uw toepassing in een andere opdracht- of shellconsole:
adl myApp.xml
-
Stel de gewenste onderbrekingspunten in met de FDB-opdrachten.
-
Typ:
continue [Enter]
Als een AIR-toepassing op SWF gebaseerd is, bestuurt het foutopsporingsprogramma alleen de uitvoering van ActionScript-code. Als een AIR-toepassing op HTML gebaseerd is, bestuurt het foutopsporingsprogramma alleen de uitvoering van JavaScript-code.
Als u ADL wilt uitvoeren zonder verbinding te maken met het foutopsporingsprogramma, neemt u de optie
-nodebug
op:
Voor basisinformatie over FDB-opdrachten voert u de opdracht
help
uit:
<fdb>help [Enter]
Meer informatie over de FDB-opdrachten vindt u in
Using the command-line debugger commands
in de Flex-documentatie.
|
|
|