Wanneer het doel van het pakket apk-debug, ipa-debug of ipa-debug-interpreter is, kunt u aan de hand van de verbindingsopties opgeven of de toepassing zal proberen te verbinden met een extern foutopsporingsprogramma (typisch gebruikt bij wifi-foutopsporing) of zal luisteren naar een inkomende verbinding van een extern foutopsporingsprogramma (typisch gebruikt bij USB-foutopsporing). Gebruik de optie
-connect
om te verbinden met een foutopsporingsprogramma. Gebruik de optie
-listen
om een USB- verbinding met een foutopsporingsprogramma te accepteren. Deze opties kunnen niet met elkaar worden gecombineerd.
De optie -connect gebruikt de volgende syntaxis:
-connect hostString
-connect
Indien beschikbaar, probeert de toepassing verbinding te maken met een extern foutopsporingsprogramma.
hostString
Een reeks waarmee de computer wordt aangeven waarop het Flash hulpprogramma voor foutopsporing (FDB) wordt uitgevoerd. Indien het niet wordt aangegeven, probeert de toepassing verbinding te maken met een foutopsporingsprogramma dat wordt uitgevoerd op de computer waarop het pakket is gemaakt. De hoststring kan een correcte domeinnaam van een computer zijn:
machinename.subgroup.example.com
of een IP-adres:
192.168.4.122
. Als de opgegeven computer (of standaardcomputer) niet wordt gevonden, wordt door de runtime een dialoogvenster weergegeven waarin om een geldige hostnaam wordt gevraagd.
De optie
-listen
gebruikt de volgende syntaxis:
-listen port
-listen
Indien aanwezig, wacht de runtime op een verbinding met een extern foutopsporingsprogramma.
port
(Optioneel) De poort die wordt gebruikt om te luisteren. Standaard gebruikt de runtime poort 7936 om te luisteren. Meer informatie over het gebruik van de optie
-listen
vindt u in
Foutopsporing op afstand met FDB via USB
.