Gebruikers kunnen een AIR-toepassing installeren of bijwerken door te dubbelklikken op een AIR-bestand op hun computer of vanuit de browser (met behulp van de functie voor naadloze installatie). Het installatieprogramma van Adobe® AIR® beheert de installatie en waarschuwt de gebruiker als deze een bestaande toepassing gaat bijwerken.
Met behulp van de klasse Updater kunt u er echter ook voor zorgen dat een geïnstalleerde toepassing zichzelf bijwerkt naar een nieuwe versie. (Een geïnstalleerde toepassing kan mogelijk detecteren dat er een nieuwe versie beschikbaar is die kan worden gedownload en geïnstalleerd.) De klasse Updater bevat de methode
update()
, waarmee u naar een AIR-bestand op de computer van de gebruiker kunt verwijzen en een update naar die versie kunt uitvoeren. Uw toepassing moet zijn verpakt als AIR-bestand voordat u de klasse Updater kunt gebruiken. Toepassingen die zijn verpakt als native uitvoerbaar bestand of als pakket, moeten de updatefaciliteiten gebruiken die door het native platform worden geleverd.
Zowel de toepassings- als de uitgevers-id van een AIR-updatebestand moeten overeenkomen met die van de toepassing die moet worden bijgewerkt. De uitgevers-id is afgeleid van het handtekeningcertificaat. Zowel de update als de toepassing die moet worden bijgewerkt moeten met hetzelfde certificaat zijn ondertekend.
Voor AIR 1.5.3 of hoger bevat het descriptorbestand van de toepassing een element
<publisherID>
. U moet dit element gebruiken als er versies van de toepassing bestaan die zijn ontwikkeld met AIR 1.5.2 of ouder. Zie voor meer informatie
publisherID
.
Vanaf AIR 1.1 en hoger kunt u overstappen op het gebruik van een nieuw digitaal ondertekend certificaat voor een toepassing. Dit wordt certificaatmigratie genoemd. Als u wilt overstappen op het gebruik van een nieuwe handtekening voor een toepassing, moet het AIR-updatebestand worden ondertekend met zowel het nieuwe als het oorspronkelijke certificaat. Certificaatmigratie is een eenrichtingsproces. Na de migratie worden alleen AIR-bestanden die zijn ondertekend met het nieuwe certificaat (of met beide certificaten), herkend als updates voor een bestaande installatie.
Het beheer van updates van toepassingen kan vrij gecompliceerd zijn. AIR 1.5 is voorzien van het nieuwe
updateframework voor Adobe
AIR-toepassingen
. Dit framework biedt API's waarmee ontwikkelaars goede updatemogelijkheden kunnen inbouwen in AIR-toepassingen.
U kunt certificaatmigratie gebruiken om over te stappen van een zelfondertekend certificaat op een commercieel digitaal ondertekend certificaat of om over te stappen van het ene zelfondertekende of commerciële certificaat op een ander. Als u niet voor migratie kiest, moeten bestaande gebruikers de huidige versie van uw toepassing van hun computer verwijderen voordat ze de nieuwe versie kunnen installeren. Zie
Certificaten wijzigen
voor meer informatie.
Het is verstandig om altijd een updatemechanisme in de toepassing op te nemen. Als u een nieuwe versie van de toepassing maakt, zorgt het updatemechanisme ervoor dat de gebruiker wordt gevraagd om de nieuwe versie te installeren.
Tijdens het installeren, bijwerken of verwijderen van AIR worden logbestanden gemaakt. U kunt deze logboeken raadplegen om de oorzaak van eventuele installatieproblemen te achterhalen. Zie
Installatielogboeken
.
Opmerking:
nieuwe versies van de runtime voor Adobe AIR kunnen bijgewerkte versies van WebKit bevatten. Een bijgewerkte versie van WebKit kan
mogelijk
leiden tot onverwachte wijzigingen in HTML-inhoud in een geïmplementeerde AIR-toepassing. Het kan zijn dat u door deze wijzigingen gedwongen wordt de toepassing bij te werken. Een updatemechanisme kan de gebruiker op de hoogte stellen van de nieuwe versie van de toepassing. Zie
Informatie over de HTML-omgeving
(voor ActionScript-ontwikkelaars) of
About the HTML environment
(voor HTML-ontwikkelaars) voor meer informatie.