Vermijd wijzigingen in het databaseschema.
Wijzig indien mogelijk het schema (de tabelstructuur) van een database niet meer nadat u gegevens hebt toegevoegd aan de tabellen van de database. In een databasebestand bevinden de tabeldefinities zich doorgaans aan het begin van het bestand. Wanneer u verbinding maakt met een database, worden deze definities door de runtime geladen. Wanneer u gegevens toevoegt aan databasetabellen, worden deze gegevens na de tabeldefinitiegegevens geplaatst. Als u echter wijzigingen in het schema aanbrengt, worden de nieuwe tabeldefinitiegegevens gecombineerd met de tabelgegevens in het databasebestand. Als u bijvoorbeeld een kolom aan een tabel toevoegt of een nieuwe tabel toevoegt, kan dit ertoe leiden dat verschillende gegevenstypen worden gecombineerd. Als de tabeldefinitiegegevens zich niet aan het begin van het databasebestand bevinden, duurt het langer om een verbinding met de database te openen. Het openen van een verbinding duurt langer omdat de runtime meer tijd nodig heeft om de tabeldefinitiegegevens uit de verschillende delen van het bestand te lezen.
Gebruik de methode
SQLConnection.compact()
om een database te optimaliseren nadat het schema is gewijzigd.
Roep voor het uitvoeren van schemawijzigingen de methode
SQLConnection.compact()
aan·nadat de wijzigingen zijn voltooid. Hierdoor wordt het databasebestand opnieuw ingedeeld zodat alle tabeldefinitiegegevens zich aan het begin van het bestand bevinden. Het uitvoeren van de bewerking
compact()
kan echter lang duren, met name bij grote databasebestanden.
|
|
|