Oriëntatie werkgebied

AIR 2.0 en hoger

De meeste mobiele apparaten veranderen de oriëntatie van de gebruikersinterface zodat de weergave rechtop blijft als de gebruiker het apparaat draait. Als u automatische oriëntatie inschakelt in uw toepassing, zorgt het apparaat voor de juiste stand van de weergave. U dient er echter voor te zorgen dat de inhoud er goed uitziet wanneer de hoogte-breedteverhouding van het werkgebied wordt gewijzigd. Als u automatische oriëntatie uitschakelt, staat de weergave van het apparaat vast tenzij u de oriëntatie handmatig wijzigt.

AIR-toepassingen kunnen op een aantal verschillende mobiele apparaten en besturingssystemen worden uitgevoerd. Het onderliggende oriëntatiegedrag kan per besturingssysteem en zelfs per apparaat op hetzelfde besturingssysteem variëren. De volgende eenvoudige ontwerpstrategie is een goede oplossing voor alle apparaten en besturingssystemen: schakel automatische oriëntatie in en luister naar Stage-gebeurtenissen resize om te bepalen of u de lay-out van de toepassing moet vernieuwen.

Als uw toepassing alleen ondersteuning biedt voor de verhouding Staand of de verhouding Liggend, kunt u automatische oriëntatie ook uitschakelen en de ondersteunde verhouding instellen in de AIR-toepassingsbeschrijving. Deze ontwerpstrategie leidt tot consistentie en kiest de ''beste'' oriëntatie voor de geselecteerde hoogte-breedteverhouding. Als u bijvoorbeeld de hoogte-breedteverhouding Liggend opgeeft, is de gekozen oriëntatie geschikt voor apparaten met uitschuifbare toetsenborden in de stand Liggend.