Een subklasse DisplayObject kiezen

Flash Player 9 of hoger, Adobe AIR 1.0 of hoger

Omdat u kunt kiezen uit verschillende opties, is het bij het werken met weergaveobjecten heel belangrijk om na te gaan welk weergaveobject u voor een bepaald doel gaat gebruiken. De volgende richtlijnen vereenvoudigen de keuze. Dezelfde suggesties zijn van toepassing wanneer u een instantie van een klasse nodig hebt of als u een basisklasse kiest voor een klasse die u aan het maken bent:

  • Als u geen object nodig hebt dat een container kan zijn voor overige weergaveobjecten (u hebt een object nodig dat moet dienen als zelfstandig schermelement), kiest u een van deze subklassen DisplayObject of InteractiveObject, afhankelijk van het gebruik:

    • Bitmap, voor het weergeven van een bitmapafbeelding.

    • TextField, voor het toevoegen van tekst.

    • Video, voor het weergeven van video.

    • Vorm voor een 'canvas' voor het tekenen van inhoud op het scherm. Als u bijvoorbeeld een instantie voor het tekenen van vormen op het scherm wilt maken en u wilt deze instantie niet gebruiken als container voor overige weergaveobjecten, dan kunt u de prestaties aanzienlijk verhogen door Shape te gebruiken in plaats van Sprite of MovieClip.

    • MorphShape, StaticText of SimpleButton voor items die met het Flash-programma voor het schrijven van programmacode zijn gemaakt. (U kunt met programmacode geen instanties van deze klassen maken, maar u kunt wel variabelen met deze gegevenstypen maken om naar items te verwijzen die zijn gemaakt met het Flash-programma voor het schrijven van programmacode.)

  • Als u een variabele nodig hebt om naar het hoofdwerkgebied te verwijzen, gebruikt u de klasse Stage als het gegevenstype.

  • Als u een container nodig hebt voor het laden van een extern SWF-bestand of afbeeldingsbestand, gebruikt u een instantie Loader. De geladen inhoud wordt aan het weergaveoverzicht toegevoegd als een onderliggend item van de instantie Loader. Het gegevenstype is afhankelijk van de aard van de geladen inhoud:

    • Een geladen afbeelding wordt een instantie Bitmap.

    • Een geladen SWF-bestand dat is geschreven in ActionScript 3.0 wordt een instantie Sprite of MovieClip (of een instantie van een subklasse van deze klassen; dit wordt bepaald door de maker van de inhoud).

    • Een geladen SWF-bestand dat is geschreven in ActionScript 1.0 of ActionScript 2.0 wordt een instantie AVM1Movie.

  • Als het object functioneert als container voor overige weergaveobjecten (ongeacht of u met ActionScript op het weergaveobject tekent), kiest u een van de DisplayObjectContainer-subklassen:

    • Sprite, als het object alleen met ActionScript wordt gemaakt of als basisklasse voor een aangepast weergaveobject dat alleen met ActionScript wordt gemaakt en gemanipuleerd.

    • MovieClip, als u een variabele maakt die naar een filmclipsymbool moet verwijzen dat met het Flash-ontwerpgereedschap is gemaakt.

  • Als u een klasse maakt die wordt gekoppeld aan een filmclipsymbool in de Flash-bibliotheek, kiest u een van deze DisplayObjectContainer-subklassen als de basisklasse van uw klasse:

    • MovieClip, als het gekoppelde filmclipsymbool op meer dan één frame inhoud heeft.

    • Sprite, als het gekoppelde filmclipsymbool alleen inhoud op het eerste frame heeft.