Sinds AIR 2 kunt u ADT gebruiken om eigen toepassingsinstallatieprogramma's te maken voor het distribueren van AIR-toepassingen. U kunt een EXE-installatieprogramma maken voor het distribueren van een AIR-toepassing in Windows. U kunt een DMG-installatieprogramma maken voor het distribueren van een AIR-toepassing in Mac OS. In AIR 2.5 en AIR 2.6 kunt u een DEB- of RPM-installatiebestand maken voor het distribueren van een AIR-toepassing in Linux.
Toepassingen die met een eigen installatieprogramma worden geïnstalleerd, zijn toepassingen met het profiel Uitgebreide desktop. ADT kan niet worden gebruikt om een eigen installatieprogramma voor een AIR-toepassing te verpakken als het descriptorbestand van de toepassing het profiel Uitgebreide desktop niet ondersteunt. U kunt dit profiel beperken met het element
supportedProfiles
in het toepassingsdescriptorbestand. Zie
Apparaatprofielen
en
supportedProfiles
.
U kunt op twee manieren een versie van een eigen installatieprogramma voor de AIR-toepassing maken:
-
U kunt het eigen installatieprogramma baseren op het descriptorbestand van de toepassing en andere bronbestanden. (Andere bronbestanden zijn bijvoorbeeld SWF-bestanden, HTML-bestanden en andere elementen.)
-
U kunt het eigen installatieprogramma baseren op een AIR-bestand of een AIRI-bestand.
U moet ADT op hetzelfde besturingssysteem gebruiken als het besturingssysteem van het eigen installatieprogramma dat u wilt genereren. Dus als u een EXE-bestand voor Windows wilt maken, voert u ADT in Windows uit. Als u een DMG-bestand voor Mac OS wilt maken, voert u ADT in Mac OS uit. Als u een DEB- of RPG-bestand voor Linux wilt maken, voert u ADT uit de AIR 2.6-SDK in Linux uit.
Wanneer u een eigen installatieprogramma voor het distribueren van een AIR-toepassing maakt, krijgt deze de volgende mogelijkheden:
-
De toepassing kan worden gestart en interactie aangaan met eigen processen wanneer u de klasse NativeProcess gebruikt. Zie een van de volgende bronnen voor meer informatie:
-
De toepassing kan native extensies gebruiken.
-
De methode
File.openWithDefaultApplication()
kan worden gebruikt voor het openen van een bestand binnen de standaardsysteemtoepassing die is gedefinieerd voor het openen ervan, onafhankelijk van het bestandstype. (Er zijn beperkingen voor toepassingen die
niet
met een eigen installatieprogramma zijn geïnstalleerd. Zie de informatie over
File.openWithDefaultApplication()
in de naslaggids voor meer informatie.)
Wanneer verpakt als native installatieprogramma gaan echter enkele van de voordelen van de AIR-bestandsindeling verloren. Een enkel bestand kan niet langer worden gedistribueerd naar alle bureaubladcomputers. De ingebouwde updatefunctie (en het updateframework) werkt niet.
Wanneer de gebruiker dubbelklikt op het eigen installatieprogramma, wordt de AIR-toepassing geïnstalleerd. Als de vereiste versie van Adobe AIR nog niet op de computer is geïnstalleerd, wordt dit eerst van het netwerk gedownload en geïnstalleerd. Als er geen netwerkverbinding is voor het ophalen van de juiste versie van Adobe AIR (indien nodig), mislukt de installatie. De installatie mislukt ook als het besturingssysteem niet wordt ondersteund in Adobe AIR 2.
Opmerking:
als u een uitvoerbaar bestand wilt opnemen in de geïnstalleerde toepassing, dient u in het bestandsysteem te controleren of het bestand uitvoerbaar is wanneer u een pakket maakt van de toepassing. (Indien noodzakelijk, kunt u op Mac en Linux chmod gebruiken om de uitvoerbare markering in te stellen.)
Een eigen installatieprogramma maken op basis van de bronbestanden van de toepassing
Als u een eigen installatieprogramma wilt maken op basis van de bronbestanden van de toepassing, gebruikt u de opdracht
-package
in combinatie met de volgende syntaxis (op één opdrachtregel):
adt -package AIR_SIGNING_OPTIONS
-target native
[WINDOWS_INSTALLER_SIGNING_OPTIONS]
installer_file
app_xml
[file_or_dir | -C dir file_or_dir | -e file dir ...] ...
Deze syntaxis is vergelijkbaar met de syntaxis voor het verpakken van een AIR-bestand (zonder eigen installatieprogramma). Er zijn echter een paar verschillen:
-
De optie
-target native
wordt aan de opdracht toegevoegd. (Als u
-target air
opgeeft, genereert ADT een AIR-bestand in plaats van een eigen installatieprogramma.)
-
Het doelbestand (DMG of EXE) wordt opgegeven als
installer_file
.
-
In Windows kunt u desgewenst een tweede serie handtekeningopties toevoegen, aangegeven met
[WINDOWS_INSTALLER_SIGNING_OPTIONS]
in het syntaxisvoorbeeld. In Windows kunt u behalve het AIR-bestand ook het Windows-installatieprogramma ondertekenen. Gebruik voor het certificaat en de handtekeningopties dezelfde syntaxis als voor het ondertekenen van het AIR-bestand (zie
ADT-opties voor codeondertekening
). U kunt het AIR-bestand en het installatieprogramma met hetzelfde certificaat ondertekenen, maar u kunt ook verschillende certificaten opgeven. Wanneer een gebruiker een ondertekend Windows-installatieprogramma vanaf internet downloadt, identificeert Windows op basis van het certificaat de bron van het bestand.
Zie voor details over andere ADT-opties dan de optie
-target
AIR Developer Tool (ADT)
.
Met het volgende voorbeeld wordt een DMG-bestand gemaakt (een eigen installatieprogramma voor Mac OS):
adt -package
-storetype pkcs12
-keystore myCert.pfx
-target native
myApp.dmg
application.xml
index.html resources
Met het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand gemaakt (een eigen installatieprogramma voor Windows):
adt -package
-storetype pkcs12
-keystore myCert.pfx
-target native
myApp.exe
application.xml
index.html resources
Met het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand gemaakt en ondertekend:
adt -package
-storetype pkcs12
-keystore myCert.pfx
-target native
-storetype pkcs12
-keystore myCert.pfx
myApp.exe
application.xml
index.html resources
Een native installatieprogramma maken voor een toepassing die native extensies gebruikt
U kunt een native installatieprogramma maken van de bronbestanden voor de toepassing en de native extensiepakketten die de toepassing nodig heeft. Gebruik de opdracht
-package
met de volgende syntaxis (op één opdrachtregel):
adt -package AIR_SIGNING_OPTIONS
-migrate MIGRATION_SIGNING_OPTIONS
-target native
[WINDOWS_INSTALLER_SIGNING_OPTIONS]
installer_file
app_xml
-extdir extension-directory
[file_or_dir | -C dir file_or_dir | -e file dir ...] ...
Dit is dezelfde syntaxis als de syntaxis die wordt gebruikt voor het verpakken van een native installatieprogramma, maar met twee extra opties. Gebruik de optie
-extdir
extension-directory
om de map op te geven met de ANE-bestanden (native extensies) die de toepassing gebruikt. Gebruik de optionele markering
-migrate
en
MIGRATION_SIGNING_OPTIONS
-parameters om een update van een toepassing te ondertekenen met een migratiehandtekening, wanneer het primaire certificaat voor codeondertekening niet hetzelfde is als het certificaat dat werd gebruikt door de vorige versie. Zie
Een bijgewerkte versie van een AIR-toepassing ondertekenen.
voor meer informatie.
Zie
AIR Developer Tool (ADT)
voor informatie over ADT-opties.
Het volgende voorbeeld maakt een DMG-bestand (een native installatiebestand voor Mac OS) voor een toepassing die native extensies gebruikt:
adt -package
-storetype pkcs12
-keystore myCert.pfx
-target native
myApp.dmg
application.xml
-extdir extensionsDir
index.html resources
Een eigen installatieprogramma maken op basis van een AIR-bestand of een AIRI-bestand
Met ADT kunt u een eigen installatieprogramma genereren op basis van een AIR-bestand of een AIRI-bestand. Als u een eigen installatieprogramma op basis van een AIR-bestand wilt maken, gebruikt u de ADT-opdracht
-package
in combinatie met de volgende syntaxis (op één opdrachtregel):
adt -package
-target native
[WINDOWS_INSTALLER_SIGNING_OPTIONS]
installer_file
air_file
Deze syntaxis is vergelijkbaar met de syntaxis voor het maken van een installatieprogramma op basis van de bronbestanden voor de AIR-toepassing. Er zijn echter een paar verschillen:
-
Als bron geeft u een AIR-bestand op in plaats van een descriptorbestand van de toepassing en andere bronbestanden voor de AIR-toepassing.
-
Geef geen handtekeningopties voor het AIR-bestand op, aangezien het al is ondertekend
Als u een eigen installatieprogramma op basis van een
AIRI
-bestand wilt maken, gebruikt u de ADT-opdracht
-package
in combinatie met de volgende syntaxis (op één opdrachtregel):
adt AIR_SIGNING_OPTIONS
-package
-target native
[WINDOWS_INSTALLER_SIGNING_OPTIONS]
installer_file
airi_file
Deze syntaxis is vergelijkbaar met de syntaxis voor het maken van een eigen installatieprogramma op basis van een AIR-bestand. Er zijn echter een paar verschillen:
Met het volgende voorbeeld wordt een DMG-bestand (een eigen installatieprogramma voor Mac OS) op basis van een AIR-bestand gemaakt:
adt -package -target native myApp.dmg myApp.air
Met het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand (een eigen installatieprogramma voor Windows) op basis van een AIR-bestand gemaakt:
adt -package -target native myApp.exe myApp.air
Met het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand (op basis van een AIR-bestand) gemaakt en ondertekend:
adt -package -target native -storetype pkcs12 -keystore myCert.pfx myApp.exe myApp.air
Met het volgende voorbeeld wordt een DMG-bestand (een eigen installatieprogramma voor Mac OS) op basis van een AIRI-bestand gemaakt:
adt -storetype pkcs12 -keystore myCert.pfx -package -target native myApp.dmg myApp.airi
Met het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand (een eigen installatieprogramma voor Windows) op basis van een AIRI-bestand gemaakt:
adt -storetype pkcs12 -keystore myCert.pfx -package -target native myApp.exe myApp.airi
In het volgende voorbeeld wordt een EXE-bestand gemaakt (gebaseerd op een AIRI-bestand) en wordt zowel een AIR- als een eigen Windows-handtekening gebruikt voor aanmelding:
adt -package -storetype pkcs12 -keystore myCert.pfx -target native -storetype pkcs12 -keystore myCert.pfx myApp.exe myApp.airi