Basisinformatie over AIR-bestanden

Adobe AIR 1.0 of hoger

Lees voor een snelle uitleg en codevoorbeelden van het werken met het bestandssysteem in AIR de snelstartartikelen in de Adobe Developer Connection:

Adobe AIR biedt klassen die u kunt gebruiken om toegang te krijgen tot bestanden en mappen en om deze te maken en te beheren. Deze klassen, die zich bevinden in het pakket flash.filesystem, worden als volgt gebruikt:

File-klasse

Beschrijving

File

Het File-object vertegenwoordigt een pad naar een bestand of map. U gebruikt een File-object om een aanwijzer naar een bestand of map te maken, waarbij interactie met het bestand of de map wordt gestart.

FileMode

De klasse FileMode definieert tekenreeksconstanten die worden gebruikt in de parameter fileMode van de methoden open() en openAsync() van de klasse FileStream. De parameter fileMode van deze methoden bepaalt de mogelijkheden die beschikbaar zijn voor het FileStream-object als het bestand eenmaal is geopend. Het gaat hierbij om schrijven, lezen, toevoegen en bijwerken.

FileStream

Het FileStream-object wordt gebruikt om bestanden te openen voor lezen en schrijven. Als u een File-object hebt gemaakt dat een nieuw of bestaand bestand aanwijst, geeft u die aanwijzer door aan het FileStream-object zodat u het bestand kunt openen en gegevens kunt lezen of schrijven.

Bepaalde methoden in de klasse File hebben zowel een synchrone als een asynchrone versie:

  • File.copyTo() en File.copyToAsync()

  • File.deleteDirectory() en File.deleteDirectoryAsync()

  • File.deleteFile() en File.deleteFileAsync()

  • File.getDirectoryListing() en File.getDirectoryListingAsync()

  • File.moveTo() en File.moveToAsync()

  • File.moveToTrash() en File.moveToTrashAsync()

Ook werken FileStream-bewerkingen synchroon of asynchroon afhankelijk van de manier waarop het FileStream-object het bestand opent: door het oproepen van de methode open() of door het oproepen van de methode openAsync() .

Met de asynchrone versies kunt u processen opstarten die op de achtergrond worden uitgevoerd en gebeurtenissen verzenden wanneer ze zijn voltooid (of wanneer er een fout optreedt). Andere code kan worden uitgevoerd terwijl deze asynchrone achtergrondprocessen plaatsvinden. Met asynchrone versies van de bewerkingen moet u gebeurtenislistenerfuncties instellen met behulp van de methode addEventListener() van het File- of FileStream-object dat de functie oproept.

Met asynchrone versies kunt u eenvoudiger code schrijven die niet afhankelijk is van het instellen van gebeurtenislisteners. Aangezien geen andere code kan worden uitgevoerd terwijl een synchrone methode wordt uitgevoerd, is het mogelijk dat belangrijke processen worden onderbroken, zoals de rendering van weergaveobjecten en animatie.