Omgevingsvariabelen van het pad

De SDK van AIR bevat een aantal programma's die kunnen worden gestart via een opdrachtregel of terminal. Het uitvoeren van deze programma's kan vaak handiger zijn wanneer het pad naar de SDK-binmap is opgenomen in de omgevingsvariabele van het pad.

In de informatie die hier wordt gepresenteerd, wordt uitgelegd hoe u het pad voor Windows, Mac en Linux kunt instellen. De informatie dient als handige gids. Computerconfiguraties kunnen echter sterk afwijken, dus de procecure werkt niet voor elk systeem. In deze gevallen moet u de nodige informatie kunnen vinden in de documentatie van uw besturingssysteem of op het internet.

Het pad instellen op Linux en Mac OS met behulp van de Bash-shell

Wanneer u een opdracht in een terminalvenster invoert, moet de shell, een programma dat uw invoert leest en probeert gepast te reageren, eerst het opdrachtprogramma op uw bestandssysteem vinden. De shell zoekt naar opdrachten in een lijst met mappen die is opgeslagen in een omgevingsvariabele die $PATH heet. Om te zien wat er op dit moment in het pad is ingevoerd, voert u het volgende in:

echo $PATH

Er wordt nu een lijst weergegeven met mappen, gescheiden door dubbele punten, die er als volgt uitziet:

/usr/bin:/bin:/usr/sbin:/usr/local/bin:/usr/x11/bin

Het doel is om het pad naar de SDK-binmap van AIR toe te voegen aan de lijst, opdat de shell de hulpmiddelen ADT en ADL kan vinden. Ervan uitgaande dat u de SDK van AIR op de locatie /Users/fred/SDKs/AIR hebt geplaatst, voegt de volgende opdracht de nodige mappen aan het pad toe:

export PATH=$PATH:/Users/fred/SDKs/AIR/bin:/Users/fred/SDKs/android/tools
Opmerking: als uw pad spaties bevat, voegt u een backslash toe, zoals in het volgende voorbeeld:
/Users/fred\ jones/SDKs/AIR\ 2.5\ SDK/bin

U kunt de opdracht echo nogmaals gebruiken om er zeker van te zijn dat de opdracht is geslaagd:

echo $PATH 
/usr/bin:/bin:/usr/sbin:/usr/local/bin:/usr/x11/bin:/Users/fred/SDKs/AIR/bin:/Users/fred/SDKs/android/tools

Tot nu to gaat alles goed. Nu moet u de volgende opdrachten kunnen invoeren om een bemoedigend antwoord te krijgen:

adt -version

Als u uw $PATH-variabele juist hebt bewerkt, moet de opdracht de versie van ADT weergeven.

Er is echter nog een probleem over: de volgende keer dat u een nieuw terminalvenster opent, zult u zien dat de nieuwe invoer in het pad daar niet meer staat. De opdracht om het pad in te stellen, moet elke keer dat u een nieuwe terminal start, worden uitgevoerd.

Een algemene oplossing voor dit probleem is het toevoegen van een opdracht aan een van de opstartscripts die worden gebruikt door uw shell. Bij Mac OS kunt u het bestand bash_profile maken in de map ~/gebruikersnaam. Zo wordt de opdracht elke keer uitgevoerd dat u een nieuw terminalvenster opent. Bij Ubuntu is het opstartscript dat wordt uitgevoerd wanneer u een nieuw terminalvenster opent, .bashrc. Andere Linuxdistributies en shellprogramma's hebben vergelijkbare conventies.

U voegt als volgt de opdracht aan het shellscript voor opstarten toe:

  1. Wijzig uw basismap:

    cd
  2. Maak (indien nodig) het shellconfiguratieprofiel en voer de tekst aan het einde van bestand in met " cat >> ". Gebruik het toepasselijke bestand voor uw besturingssysteem en shell. U kunt bijvoorbeeld .bash_profile op Mac OS en .bashrc op Ubuntu gebruiken.

    cat >> .bash_profile
  3. Voer de tekst in die u aan het bestand wilt toevoegen:

    export PATH=$PATH:/Users/cward/SDKs/android/tools:/Users/cward/SDKs/AIR/bin
  4. Sluit het bewerken van de tekst door op het toetsenbord op CTRL-SHIFT-D te drukken.

  5. Geef het bestand weer om te controleren of alles in orde is:

    cat .bash_profile
  6. Open een nieuw terminalvenster om het pad te controleren:

    echo $PATH

    Als het goed is, zijn uw padtoevoegingen opgenomen.

Als u later een nieuwe versie van een van de SDK's in een andere map maakt, zorgt u ervoor dat u de padopdracht in het configuratiebestand opneemt. Anders blijft de shell de oude versie gebruiken.

Het pad instellen op Windows

Wanneer u een nieuw opdrachtvenster op Windows opent, worden in dat venster de algemene omgevingsvariabelen overgenomen die zijn gedefinieerd in de systeemeigenschappen. Een van de belangrijkste variabelen is het pad: een lijst met mappen die het opdrachtprogramma doorzoekt wanneer u de naam van een uti te voeren programma invoert. Als u witl zien wat er op dit moment is opgenomen in het pad wanneer u een opdrachtvenster gebruikt, kunt u het volgende invoeren:

set path

Er wordt een lijst weergegeven met mappen, gescheiden door puntkomma's, die er ongeveer zo uitziet:

Path=C:\WINDOWS\system32;C:\WINDOWS;C:\WINDOWS\System32\Wbem

Het doel is om het pad naar de SDK-binmap van AIR toe te voegen aan de lijst, opdat het opdrachtprogramma de hulpmiddelen ADT en ADL kan vinden. Ervan uitgaande dat u de SDK van AIR op de locatie C:\SDKs\AIR hebt geplaatst, kunt u de juiste padinvoer met de volgende procedure toevoegen:

  1. Open het dialoogvenster Systeemeigenschappen op het Configuratiescherm of door met de rechtermuisknop te klikken op het pictogram Mijn computer en in het menu Eigenschappen te kiezen.

  2. Klik op het tabblad Geavanceerd op de knop Omgevingsvariabelen.

  3. Selecteer het Pad-element in het gedeelte Systeemvariabelen van het dialoogvenster Omgevingsvariabelen

  4. Klik op Bewerken.

  5. Scroll naar het einde van de tekst in het veld Waarde van variabele.

  6. Voer de volgende tekst in aan het einde van de huidige waarde:

    ;C:\SDKs\AIR\bin
  7. Klik op OK in alle dialoogvensters om het pad op te slaan.

Let op: als er open opdrachtvensters zijn, wordt de omgeving daarvan niet bijgewerkt. Open een nieuw opdrachtvenster en voer de volgende opdracht in om er zeker van te zijn dat de paden juist zijn ingesteld:

adt -version

Als u later de locatie van de AIR SDK wijzigt, of een nieuwe versie toevoegt, vergeet dan niet de padvariabele bij te werken.