Workflow voor het lezen van en schrijven naar bestanden

Adobe AIR 1.0 of hoger

De workflow voor het lezen van en schrijven naar bestanden is als volgt.

Initialiseer een File-object dat het pad aanwijst.

Het File-object representeert het pad van het bestand waarmee u wilt werken (of een bestand dat u later zult maken).

var file:File = File.documentsDirectory; 
file = file.resolvePath("AIR Test/testFile.txt"); 

In dit voorbeeld worden de eigenschap File.documentsDirectory en de methode resolvePath() van een File-object gebruikt om het File-object te initialiseren. Er zijn echter allerlei andere manieren om een File-object een bestand te laten aanwijzen. Zie File-objecten een bestand laten aanwijzen voor meer informatie.

Initialiseer een FileStream-object.

Roep de methode open() of openAsync() van het FileStream-object op.

Welke methode u oproept, hangt ervan af of u het bestand wilt openen voor synchrone dan wel asynchrone bewerkingen. Gebruik het File-object als parameter file van de methode open. Bij de parameter fileMode geeft u een constante uit de klasse FileMode op die bepaalt op welke manier u het bestand wilt gebruiken.

De volgende code initialiseert bijvoorbeeld een FileStream-object dat wordt gebruikt om een bestand te maken en eventuele bestaande gegevens te overschrijven:

var fileStream:FileStream = new FileStream(); 
fileStream.open(file, FileMode.WRITE); 

Zie FileStream-objecten initialiseren en bestanden openen en sluiten en FileStream-modi voor openen voor meer informatie.

Als u het bestand asynchroon hebt geopend (met de methode openAsync()), moet u gebeurtenislisteners toevoegen en instellen voor het FileStream-object.

Deze gebeurtenislistenermethoden reageren op gebeurtenissen die in verschillende situaties door het object FileStream worden verzonden. Het gaat hier om situaties die zich voordoen als een bestand wordt gelezen, als er I/O-fouten optreden of als het schrijven van gegevens helemaal is voltooid.

Zie Asynchroon programmeren en de gebeurtenissen die worden gegenereerd door een FileStream-object dat asynchroon is geopend voor meer informatie.

Neem zonodig code op voor het lezen en schrijven van gegevens.

Er zijn heel veel methoden uit de klasse FileStream die betrekking hebben op lezen en schrijven. (Ze beginnen allemaal met "read" of "write".) De methode die u kiest om gegevens te lezen of te schrijven, is afhankelijk van de indeling van de gegevens in het doelbestand.

Als het doelbestand bijvoorbeeld UTF-gecodeerde tekst bevat, kunt u de methoden readUTFBytes() en writeUTFBytes() gebruiken. Als u de gegevens wilt verwerken als bytearrays, kunt u de methoden readByte() , readBytes() , writeByte() en writeBytes() gebruiken. Zie Gegevensindelingen, en de methode voor lezen en schrijven kiezen voor meer informatie.

Als u het bestand asynchroon hebt geopend, moet u er zeker van zijn dat er voldoende gegevens beschikbaar zijn voordat u een leesmethode oproept. Zie De leesbuffer en de eigenschap bytesAvailable van een FileStream-object voor meer informatie.

Voordat u gegevens naar een bestand schrijft, kunt u eventueel de hoeveelheid beschikbare schijfruimte nagaan door de eigenschap spaceAvailable van het File-object te controleren. Zie De beschikbare ruimte op een volume bepalen voor meer informatie.

Roep de methode close() van het FileStream-object op wanneer u klaar bent met het bestand.

Door het aanroepen van de methode close() wordt het bestand beschikbaar voor andere toepassingen.

Zie FileStream-objecten initialiseren en bestanden openen en sluiten voor meer informatie.

Als u een voorbeeldtoepassing wilt zien die van de klasse FileStream gebruikmaakt om bestanden te lezen en te schrijven, raadpleegt u de volgende artikelen in het Adobe AIR Developer Center: